ONZE BIJENSTAPEL NA DE OORLOG.
Zoals hiervoor reeds gezegd is, is de bijenstapel vrij belangrijk ingekrompen. De oorzaken hiervoor zijn gebrek aan voldoende onderhoudsvoedsel, plundering, oorlogshandelingen, vandalisme, doch tevens ook omdat de imker tijdelijk elders te werk was gesteld of was ondergedoken, waardoor de bijenvolken niet die verzorging konden krijgen, welke nodig was om in het leven te blijven.
Er was en is ook gebrek aan bijna alles wat de bijenteelt nodig heeft. Zo is er groot gebrek aan bijenwoningen, kasten en korven, aan kunstraat, aan gereedschappen, kortom zowat aan alles. Ook daardoor kwam in de uitbreiding een achterstand, welke nog niet zo gemakkelijk is in te halen.
En toch zullen we er nu alles op moeten zetten, om zoveel als mogelijk is te vermeerderen, vooropgesteld, dat er voldoende voedsel voor beschikbaar wordt gesteld. De 5 kg., welke ons nu werd toegewezen, is ten enemale onvoldoende om tot uitbreiding over te gaan, ja zelfs is het het minimum, dat nodig is om de bijenvolken de wintermaanden door te brengen. Volgt daar niet spoedig een voorjaarslevering op, dan zullen nog tal van volken het gelag moeten betalen.
Hoe gek dit ook klinkt, we zullen om uit te breiden moeten inkrimpen en voor deze schijnbaar zotte uitspraak, willen wij een verklaring geven.
Tal van imkers zetten hun volken op, zoals zij op de stand voorkomen, rijp en groen. Volken, die 10 raampjes bezetten en volken, die er slechts 4 of soms nog wel minder met bijen bezet hebben. Een handjevol volk in een korf met weinig ratenbouw en miniem kleine naakte volkjes zonder enige bouw; op hoop van zegen! Het is vooruit wel te berekenen, dat de onvoldoend ingewinterde volken, d.w.z. zij, die te klein zijn of te zwak, een harde dobber zullen hebben en steeds meer zorg en voedsel verlangen en zelfs niet in geringe mate hulp van betere volken 'als die kleine volkjes het voorjaar halen. Denk aan Nosema en besmetting van andere volken.
Ga er dus niet toe over om dergelijke prutsvolkjes op te zetten, doch voeg ze bij de andere; krimp dus in. Na de winter hebben we dan flinke volken, die zich in het voorjaar behoorlijk kunnen ontwikkelen, vroeg zwermrijp zijn en ook zonder bezwaar een zwerm kunnen afstaan. We geven een voorbeeld ter verduidelijking.
Imker A. zet 8 volken op, waarbij 4, die eigenlijk het opzetten niet waard zijn. In het voorjaar heeft hij er nog 5 over, waarbij 1 die met kunst en vliegwerk er door moet worden geholpen o.a. door het aftappen van bijen of broed van de betere volken. In ieder geval is hij 3 maal 5 kg. suiker,'-welke voor de gestorven volken werden besteed, kwijt. Daar hadden 3 flinke volken mee geholpen kunnen worden. Van de 4 overgebleven goede volken kan hij 4 zwermen nemen, dus komt hij op 8. Het zorgenkindje zal zich wel niet zover ontwikkelen, dat het verder komt dan misschien een behoorlijke opzetter in het volgend najaar. Van zijn 8 opgezette volken heeft hij dus in het najaar 1946 9 volken.
Imker B. zet eveneens 8, doch behoorlijke volken op. Doordat zij voldoen aan de eisen voor een goed wintervolk, zullen zij zo goed als zeker ook goed de winter doorkomen. Deze goede volken zullen eveneens elk een zwerm kunnen afstaan en imker B. wintert dus in het najaar 1946 16 goede volken in.
Indien hij slechts 6 volken had ingewinterd, zou hij het volgende jaar met 12 volken de winter ingaan, dus heeft hij 4 wolken meer, dan imker B.
Zou imker A. inplaats van 8 volken (waaronder dus die 4 kleintjes) met 6 volken overwinteren (de kleintjes dan samengevoegd tot 2) dan zou zijn kans om eveneens het volgend jaar 12 volken te bezitten, zeer vergroot worden; er werd dan tevens 10 kg. suiker gespaard. 3 volken meer met minder suiker!
Het spreekt wel vanzelf, dat deze uiteenzetting geen pleidooi is om alle volken maar te laten zwermen, maar zij is bedoeld om vooral toch te waarschuwen, onze zo moeilijk verkregen suiker niet te verknoeien aan volkjes, die dit niet waard zijn en waar niemand ooit plezier aan kan beleven.
Mogen we dan geen naakte volken. opzetten 7 We zullen dit stellig moeten doen, want geen bijenvlees mag vooral in deze tijd verloren gaan. Versterk Uw volken met naakte dito en als ge naakte volken wenst op te zetten, neem dan voldoende bijen. Met minder dan 2 kg. bijen kunt ge per volk niet toe. Hiervoor is 5 kg. suiker te weinig, doch men behoeft niet alle honing zelf te consumeren ; sta er ook wat van af aan Uw bijenvolken. Geef ze een goede kans!
Bij korven maakt men gebruik van zgn. vellen, honingkapjes, werkkorven of hoe ze meer mogen heten. Bij kasten trachte men zoveel mogelijk uitgebouwde raat te geven, desnoods door de 10-raams-volken op 8 ramen te zetten. Men moet roeien met de riemen die men heeft.
En dan, geef gedurende de winter Uw volken de beste kans. Veel volken komen om door eigen schuld, ook al zou de voedseltoestand uitstekend zijn.
Voor de inwintering geven wiji in het kort deze wenken Flinke sterke volken, hoofdzakelijk bestaande uit jonge, levenskrachtige bijen, inwinteren. Indien er geen voldoende najaarsstuifmeeldracht is, de naakt op te zetten volken met stuifmeel uit andere volken helpen. Zo vroeg mogelijk opvoeren, opdat er nog een voldoend broednest gemaakt kan worden en de bijen niet te laat in actie zijn. De volken zo min mogelijk door temperatuurswisseling laten lijden. Voorkom dus zoveel mogelijk ongewenste uitvluchten gedurende de winterperiode Houdt Uw volken in rust ; zij kunnen het best een maand of 3 zonder reinigingsvlucht stellen indien de inwintering goed geweest is. Laat dus geen hinderlijke zonnestralen steeds maar de vlieggaten beschijnen, scherm deze af, doch maak ze niet kleiner. Gebruik als bedekking een poreuse stof, b.v. zakken, kleden, stromatten, enz. En vooral, morrel niet aan Uw volken, laat ze met vree.