Vrouwen in de ban van de botanie

De botanie was door de eeuwen heen een van de weinige terreinen binnen de wetenschappen waar vrouwen van oudsher een eigen aandeel hadden. Behalve dat in de Middeleeuwen jonkvrouwen in tuinen dienden te vertoeven, werd het kunstig borduren van bloemen een belangrijk onderdeel van hun opvoeding geacht. Voor dames in de zeventiende eeuw was schilderles een deel van hun humanistische opvoeding. Diegenen die verdienstelijk bleken te kunnen schilderen, bleven als amateurschilderes actief, de zogenaamde dilettanten. Nadat de botanie in de achttiende eeuw onder invloed van Linnaeus een hoge vlucht had genomen, namen vrouwen hun toevlucht tot romantische werkjes waarin de symboliek van bloemen besproken werd, de zogenaamde bloemenspraakboekjes. Van echte wetenschappelijke interesse was ook in de zeventiende eeuw slechts bij uitzondering sprake. Nadat Agnes Block aanvankelijk zelf begonnen was met tekenen, wijdde ze later al haar aandacht aan het opkweken van exotische gewassen. In een van haar brieven schrijft ze aan de Italiaanse hoogleraar Trionfetti hoe bijzonder het is dat hij een dergelijk contact heeft met een vrouw.

Tekeningen en schilderijen van planten, insecten, vogels en andere dieren waren een geliefd thema in de zeventiende en begin achttiende eeuw. Dit houdt verband met een sterk groeiende interesse in de observatie van de natuur in al haar verschijnselen. Met name de botanie en de entomologie, de insectenkunde, genoten in de Nederlanden in veel belangstelling. Voor een groot deel werd dit gevoed door de ontdekkingen van nieuwe soorten in andere werelddelen die met de schepen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie werden aangevoerd. Sommige kunstenaars zoals Maria Sybilla Merian(W), wilden ter plekke de 'schepselen Gods' beschouwen. Vanaf 1699 tot 1701 bezocht Merian en haar dochter Dorothea Suriname om met eigen ogen levende insecten te bestuderen en te tekenen.[1] Haar bevindingen publiceerde ze in lijvige boekwerken met prachtige illustraties. Zij tekende die om daarmee uiting te geven aan haar bewondering en verering van Gods schepping. Zij deed in haar amateur-studie van de natuurlijke historie een wetenschappelijke kennis op die verder ging dan die van de wetenschappers van hun tijd. Ook is zij een van de zeer weinige kunstenaars die haar onderwerp ook volgens de maatstaven van de toenmalige wetenschap bestudeerde en daarover publiceerde. Tekeningen van planten en dieren werden ook vooral in opdracht van verzamelaars van tekeningen, planten en andere naturalia gemaakt. De tekeningen van Alida Withoos zijn een goed voorbeeld daarvan. Naast hun botanische waarde speelde het decoratieve karakter ook een belangrijke rol.

Het lijkt er op dat relatief veel van vrouwelijke schilders de botanie tot onderwerp van hun werk hadden.[2] Vrouwen werden niet geacht grote heroïsche, mythische of historische taferelen te (kunnen) schilderen. Het kleine, fijne genrewerk zoals het bloemstilleven was hun terrein. Dat betekende overigens niet dat het een typisch vrouwenonderwerp was. Het overgrote deel van de schilders die in dit genre de top wisten te bereiken, was mannelijk. Al bestond er in de zeventiende-eeuwse schilderkunst een hierarchie in genres, het bloemstilleven is daarmee beslist geen 'mindere' of minder populaire schilderkunst.[3]


[1] K. Wettengl, Maria Sibylla Merian, 1647-1717: kunstenares en natuuronderzoekster (Haarlem, 1998) p. 31-32

[2] S.D. Muller, ed., Dutch art: an encyclopedia (New York & London, 1997) p. 446-448

[3] A. Chong & W. Kloek, Het Nederlandse stilleven 1550 - 1720 (Amsterdam, etc., 1999) p. 51-57