ROODE WIJNAPPEL

Afbeelding 12a, 12b, 12c.

Rassenlijst.

Oorspronkelijke plaat.

 

 

oode Wijnappel (knoop, Tab. VIII).

 

 

 

 

Zie Beschrijving der vruchtsoorten, derde reeks, No. 198.

 

vorm: zich gelijkblijvend, zelden een weinig lager, somtijds wat scheef.

grootte: van de tweede.

kelk: meest gesloten, kelkbladeren kort, breed, graauw, in schotelvormige, matige, diepe holte, met zeer kleine vouwtjes om den kelk.

steel: zeer kort, dik, somtijds vleeschachtig, in ondiepe holte.

De kleur is in den regel nog iets donkerder als de plaat vertoont; aan den boom is de vrucht met eenen ligt blaauwen "wasem", even als bij pruimen voorkomt, overdekt.

Het vleesch is knappend, bijna grof te noemen, zeer saprijk, aangenaam zuur, niet scherp.

tijd van gebruik: November.—Januarij.— Tweede rang voor de huishouding; een zeer goede appel om moes te kooken, waarschijnlijk ook tot het maken van cider aan te bevelen.

De boom groeit zeer snel, spreidt de takken wijd uit; voor hoogstamden, doch op beschutte standplaats

te planten; hij is zeer vruchtbaar.