WITTE WINTER CALVILLE.

Afbeelding 14a, 14b, 14c.

Rassenlijst.

Oorspronkelijke plaat.

 

 

alville blanc d'Hiver   (knoop, tab. XI; matthieu van noordt).

Weisze Winter Calville  (Handbuch, I, S. 33).

Eck-Apfel, Eggerling   (Saksen).

Melonen-Apfel   (Zwitserland).

Calville blanche à côtes  (Frankrijk).

Rambour à côtes gros  (Annales de pomologie, II, pag 67.).

Pomme de Fraise   (Annales de pomologie, II, pag 67.).

White Winter Calville  (Catalogue of the Fruits, N°. 110).

 

Zie ook: Beschrijving der vruchtsoorten, eerste reeks, N°. 15.

 (Vermoedelijk uit Frankrijk afkomstig.)

 

vorm: zie de afbeelding, altijd sterk geribd.

grootte: van de tweede, somtijds van de eerste.

kelk: half open, tamelijk langbladerig, wollig ook in zijne naaste omgeving, in diepe holte, door ongelijke ribben omgeven.

steel : matig lang, houterig, in wijde holte, meestal met dunnen roest straalvormig bekleed.

De kleur is hier te lande veeltijds iets minder geel.

Het vleesch is aangenaam, zacht, saprijk in hooge mate, zeer geurig.

tijd van gebruik: December—April. — Eerste rang voor de tafel.

De boom groeit matig, is zeer vruchtbaar; voor pyramiden en leiboomen op warme standplaatsen en in goed bereiden grond te planten. Deze soort is overbekend als eene der voortreffelijkste en bij elk bemind.