ROODE ASTRAKANER.

Afbeelding 23a, 23b, 23c.

Rassenlijst.

Oorspronkelijke plaat.

 

 

other Astrakan   (Handbuch, I, S. 79 en Beiträge zur Förderung der Obstkultur  u.s.w. von l. müller in Züllichau, 1864).

Astrachan Red   (Catalogue of the Fruits, N°. 17)

Anglesea Pippin  (hogg, the Fruit Manuel).

 

 

Zie: Beschrijving der vruchtsoorten, eerste reeks, N°. l.

In de „Beiträge" van L. müller, Züllichau 1864, vinden wij nog aangegeven de syn.:Beauty of Wales (aerenthal), Kaiserlicher Calvill (BAUMANN) en Kaiserlicher Tafelapfel (von flotow). Deze laatste naam behoort echter niet tot deze soort; wij kennen een Kaiserlicher Tafelapfel die van den Rooden Astrakaner zeer verschillende is.

 

(Van afkomst vermoedelijk eene Russische appelsoort. In Rusland, Noorwegen, Duitschland, Engeland, Frankrijk en België als eene voortreffelijke soort bekend; bij ons te lande echter nog weinig. Wij kweeken haar echter reeds sedert twintig jaren.)

 

vorm: zie de afbeelding, blijft zich meestal zeer gelijk,

grootte: van de derde, aan jonge boomen echter veel grooter.

kelk: gesloten, met lange, groen blijvende kelkblaadjes, wollig, in eene vlakke, om den kelk met wol bedekte holte, met kleine ribjes of vouwtjes omgeven, welke zich veelal regelmatig in vijf rib-achtige verhevenheden boven den rand der kelkholte verheffen en zich bijna vlak over een gedeelte der vrucht naar den steel toe verliezen, zoodat ze aan den fraaijen, regelmatig afgeronden vorm geen afbreuk doen.

steel: matig groen, wollig, somtijds vleeschachtig, in eene regelmatige holte, die meestal van straal-vormigen, graauwen roest voorzien is.

De kleur is licht geelachtig, bijna altijd geheel met licht rood ("Pfirsichroth", Handbuch) overdekt, hetwelk bij vruchten, aan de zon blootgesteld, in donker purperrood overgaat, zonder strepen of vlammen, doch waarbij veel goud-bruine stippen in het rood zijn te zien. De kleur is in plaat moei-jelijk weer te geven, ze is veel fraaijer dan de afbeelding vertoont; ook is de vrucht aan den boom met een dunnen wit-blaauwen wasem overdekt, welke bij het aanraken verloren gaat.

Het vleesch is wit, somtijds geelachtig, bij volle rijpheid onder de schil en om de cellen rosé-rood tamelijk fijn, niet zeer vast, aangenaam zuur, met eenigen geur als van rozen, en riekt zeer aangenaam.

tijd van gebruik: Augustus tot 10 of 15 September. — Eerste of tweede rang voor de tafel, ook zeer goed voor de huishouding.

De boom groeit gematigd en zijne eenjarige loten zijn matig lang; hij wordt niet zeer groot, doch vormt eene fraaije kroon en is zeer vruchtbaar; voor hoogstamden en pyramiden geschikt; de vrucht zal op de markt goeden aftrek vinden. Wij bevelen deze soort bijzonder aan.