ZOMER-AAGT (ZOMER-AGATHA).

Afbeelding 27a, 27b, 27c.

Rassenlijst.

Oorspronkelijke plaat.

 

 

itte Kruidappel   (knoop, Tab. l)?

Kruideling (witte)   (serrurier , deel I, pag. 128).

Blanke Tulpappel.

Tarwappel.

Zijden Hemdje  (in het Westland).

Oogstappel   (matthieu van noordt, met eene goede afbeelding).

Augustus-appel.

Pijpappel   (in sommige streken van Nederland).

Augustapfel   (Denemarken).

Sommer-Gewürzapfel   (Handbuch, I, S. 203).

Weisser Sommer-Gewürzapfel   (e. lucas , Abb. Württem., Obstsorten, met fraaije afbeelding).

Calville précoce.

Palastiner.

Weisse Sommer-Schafsnase.

Englischer Kantapfel    (Deutsches Obstcabinet, Lief. 9, Abb. 84, zeer slecht uitgevoerd).

Schönbeck's früher Gewürzapfel.

Pomme avant toutes.

Sommer-Postoph   (in Frankrijk, volgens het Handbuch).

Foxley Russian Apple.

Zomer Aagt   (Beschrijving der vruchtsoorten, eerste reeks, N°. 6).

 

afkomst: onbekend, in geheel Europa, tot zelfs in Rusland verspreid.

vorm: gewoonlijk als onze afbeelding, echter nog al veranderlijk, nu eens platter en minder geribd, dan eens zeer lang en bij den kelk een weinig ingebogen.

grootte: van jeugdige boomen, op eene goede standplaats, in vruchtbaren grond en vooral op paradijsstam veredeld, — van de derde; op wildstam en aan hoogstamden blijven de vruchten kleiner, vooral als zij na het zetten niet tijdig worden gedund.

kelk: gesloten, kelkbladeren bij groote vruchten lang, spits, groen, wollig, in eene naauwe, matig diepe, van kleine ribben of bulten omgevene holte; de ribben loopen niet zelden over een gedeelte der vrucht, zelfs tot in de steelholte.

steel: vrij lang, meestal houtachtig, somtijds van eenig vleesch voorzien, in eene middelmatige holte, die dikwijls door de over de vrucht loopende ribben vernaauwd is.

kleur: stroogeel, aan de zonzijde met lichtrood overtogen , hetwelk bij een sterkeren invloed der zonnestralen somtijds in bruinrood overgaat; de vrucht is aan den boom met waas bedekt.

vleesch: min of meer geelachtig wit, vrij fijn, zacht, op het juiste tijdstip saprijk, aangenaam, zoetachtig zuur, geurig, later melig. De cellen zijn zeer groot en bevatten vele bruine, fraai gevormde pitten.

tijd van gebruik: Augustus; de vrucht moet lang aan den boom blijven en verraadt door haren geur, wanneer ze gebruikt moet worden; — van den tweeden rang voor de tafel, van den eersten voor de huishouding.

De boom groeit in zijne jeugd gematigd, doch blijft wegens zijne vroegtijdige en buitengewone vruchtbaarheid slechts klein; hij is als hoogstamde en als pyramide aan te bevelen. De takken zijn fraai roodbruin en dragen bijzonder groote knoppen.