GRAVENSTEINER.

Afbeelding 31a, 31b, 31c.

Rassenlijst.

Oorspronkelijke plaat.

 

 

ravensteiner   (Handbuch, I, S. 47; L. muller, Obstkunde, S. 55; Beschrijving der vruchtsoorten, eerste reeks, N°. 39).

Grafenapfel   (Deutsches Obstcabinet; Lief. 5, Pl. 41, eene zeer hoog gekleurde afbeelding ; E. lucas , Abb. Württ. Obsts., taf. II, zeer fraaije afbeelding; Catalogue of the Fruits, 297 ; hogg , the Fruit Manual).

Strömling   (Zwitserland).

Calville Gravenstein    (Ann. de Pom. , 2, pag. 109).

Gravenstein.

Gravensteinder   (matth. van noordt, met fraaije afbeelding).

Blumen-Calvill   (somtijds in Duitschland).

 Ten onregte brengt men ook nog wel tot deze soort de synoniemen:

Sommerkönig   (doch niet de afgebeelde in het Deutsche Obstcabinet, Lief. 3, Pl. 30).

Paradies   (volgens E. LUCAS , Abb. Württ, Obsts., Register).

Prinzessinnapfel.

 

afkomst : volgens het Deutsche Obstcabinet uit Italië naar Gravenstein in Holstein gezonden, en van daar onder den bovenstaanden naam door bijna geheel Europa, tot zelfs in Noorwegen en Zweden verspreid; zij schijnt in de Noordelijke streken veel voortreffelijker te zijn, dan in een warmer klimaat.

 

vorm: veranderlijk, meestal als in de afbeelding, somtijds hooger en dan minder geribd, somtijds nog iets platter, niet zelden door enkele sterke ribben scheef en misvormd.

grootte: van de tweede; aan jonge boomen nadert zij tot de eerste.

kelk : open, met lang groen blijvende, meestal onvolkomene kelkbladeren, in eene wijde, diepe, van ribben omgevene holte.

steel: van gemiddelde lengte, somtijds kort, van een vleeschuitwas voorzien, in eene wijde, ondiepe holte.

De kleur der glanzige, vette huid is stroogeel, somtijds goudgeel, aan de zonzijde met karmozijn-roode strepen, vlammen en vlekken; vruchten, die in de schaduw gerijpt zijn, zijn geheel geel zonder eenig rood; daarentegen zijn sterk aan de zon blootgestelde vruchten zeer hoog rood gestreept en gevlekt; zelden ziet men eenige stippen, somtijds zwarte vlekjes.

vleesch: geel, knappend doch niet vast, saprijk, voortreffelijk, wijnachtig, geurig; de cellen zijn groot en met pitten gevuld. De vrucht is kenbaar aan haren sterken, aangenamen geur.

tijd van gebruik: September tot December; — van den eersten rang voor het dessert, ook voortreffelijk om tot moes te worden gekookt.

De boom groeit zeer sterk, vormt eene groote kroon en is voor alle vormen geschikt. Over zijne vruchtbaarheid wordt verschillend geoordeeld; wij vonden hem op goeden kleigrond zeer vruchtbaar en bevelen de soort aan, ook als boomgaardboom. De eenjarige takken zijn lang, sterk, glad, bruinrood, aan de schaduwzijde olijf kleurig; de blad- en bloemknoppen groot, witachtig graauw; de bladeren en bloemen groot.