ROODE HERFSTCALVILLE.

Afbeelding 35a, 35b, 35c.

Rassenlijst.

Oorspronkelijke plaat.

 

 

oode Herfstcalville   (knoop, tab. 3; matth. van noordt; Beschrijving der vruchtsoorten, eerste reeks, N°. 21).

Roode Rammelaar.

Geldersch Present.

Roode Wijnappel   (Noord-Brabant en Groningen).

Kroot appel   (Noord-Holland en aan de rivier de Lek).

Edelkönig   (Diel).

Rother Herbst-Calvill    (Handbuch, I, S. 41; Deutsches Obstcabinet, Lief. 8, Taf. 4, met eene veel te spitse afbeelding; mÜller, Obstkunde, S. 78).

Rother Beerapfel   (Coburg).

Calville rouge d'automne  (Catalogue of the Fruits, p. 9; Annal. de Pom, 4, 93).

Grelot.

Sonnette.

Pomme violette.

Men noemt nog eene menigte andere synonymen, zooals Himbeerapfel, Paradiesapfel enz., welke echter geen van alle tot deze soort behooren.

 

afkomst: niet meer na te vorschen. De vrucht is zeer oud en wel bekend, ofschoon in het buitenland nog veel verwarring omtrent haar heerscht.

 

vorm: bij goed ontwikkelde vruchten altijd zeer regelmatig, gelijk in onze afbeelding.

grootte: van de tweede, nadert aan oude boomen tot de derde.

kelk: gesloten, met lange, veelal groenachtige en een weinig wollige kelkbladeren, in eene vrij wijde holte, omgeven van sterke ribben, die zich over de geheele vrucht uitbreiden; dikwijls zijn sommige ribben boven de andere verheven.

steel: van gemiddelde of meer dan gemiddelde lengte, dun, groenachtig met bruin, houtachtig, in eene wijde holte, die niet zelden met groenachtig graauwen, straalvormigen roest is bekleed.

De kleur der fijne, gladde, meestal aan den boom reeds vetachtige huid is donker karmozijnrood, aan de zonzijde bruin-, bijna zwartrood. Aan enkele vruchten, die geheel in de schaduw hangen, vindt men groene en niet zelden zwarte vlekjes.

Het vleesch is, als de vrucht rijp is, wit, met veel rood vermengd, vooral nabij den kelk en om de cellen, vrij fijn, saprijk, aangenaam zoetachtig zuur; het heeft een weinig rozengeur; de cellen zijn groot, met matig groote, bruine, meestal losse pitten, die, wanneer men de vrucht sterk schudt, daarin rammelen ; vandaar welligt de namen van Rammelaar, Grelot, Sonnette.

tijd van gebruik: September; — van den tweeden rang voor de tafel, van den eersten voor de huishouding.

De boom groeit sterk, maakt eene zeer groote kroon en is vrij vruchtbaar; wij bevelen hem alleen voor den hoogstamden vorm aan, en dan nog slechts in niet te groot getal; hij levert geene vruchten in verhouding tot de ruimte die hij inneemt; de vrucht is echter op de markt zeer bemind.