MANKS CODLIN.

Afbeelding 38a, 38b, 38c.

Rassenlijst.

Oorspronkelijke plaat.

 

 

anks Codlin    (Catalogue of the Fruits, N°. 161, pag. 11; hogg, the Fruit Manual; Beschrijving der vruchtsoorten, eerste reeks, N°. 27).

Irish Pitcher.

Frith Pitcher.

Irish Codlin.

Manx Codlin    (rivers, Cat.).

Manks Küchenapfel   (Handbuch, IV, S. 185).

Eve Apple of Scotland   (Cat. Lond., suppl., N°. 161).

 

afkomst : uit Ierland en naar den ontdekker benoemd. Wij ontvingen de soort voor eenige jaren van JAMES BOOTH & SÖHNE.

 

vorm: somtijds iets hooger dan de afbeelding en dan ook meer kegelvormig ("conical", Cat. Lond.), doch altijd plat kegelvormig; niet zelden met vlakke, naauw merkbare ribben.

grootte: van de derde, nadert door de buitengewone vruchtbaarheid van den boom ook dikwijls tot de vierde; somtijds grooter dan onze afbeelding.

kelk: gesloten, met smalle, fijne, spitse blaadjes, in eene fraaije, kleine, ondiepe holte, omgeven van eenige vouwtjes of liever bultjes.

steel: vrij lang, meestal houtachtig, bruin, dikwijls ook zeer kort, vleezig, weinig meer dan een vleeschknobbeltje; in het eerste geval in eene fraaije, aan de vrucht geëvenredigde holte, in het laatste bijna vlak geplaatst.

De kleur der fijne, dunne, glanzige huid is geel, wasachtig, somtijds goudgeel, aan de zonzijde met een fraai lichtrood blosje, somtijds met bloedroode vlekken; hier en daar ziet men fijne, graauwe stippen, met eene eigenaardige, graauwgele omgeving.

vleesch: witgeel, somtijds meer wit, fijn, zacht, zeer saprijk, aangenaam wijnachtig; de cellen en pitten zijn van middelmatige grootte.

tijd van gebruik: September tot het begin van November; — van den eersten rang voor de huishouding, vooral om tot moes te worden gekookt.

De boom groeit zeer matig, doch is buitengemeen vruchtbaar. De zomertakken zijn roodbruin, iets violetachtig, met weinig stippen en zeer weinig wol bedekt. Wij bevelen deze soort slechts aan als hoog- of halfstamden kroonboom of als pyramide op Wildstam.