REINE DE FRANCE.

Afbeelding 41a, 41b, 41c.

Rassenlijst.

Oorspronkelijke plaat.

 

 

eine de France (Beschrijving der vruchtsoorten, tweede reeks, N°. 142).

 

 

 

 

afkomst: de moederboom staat in een pastorietuin van een dorp in de omstreken van Tiel; door de goedheid van den predikant hebben wij eerst vruchten ter vergelijking ontvangen; toen wij later ontdekten dat zij van alle ons tot heden bekende verschilde, hebben wij ook hout ter veredeling ontvangen, en meenden wij deze soort, om hare waarde, in den handel te moeten brengen. Het is ons onbekend of de boom uit het zaad is ontstaan, of zonder naam is gevonden.

 

vorm: zelden anders dan die van de afgebeelde vrucht.

grootte: van de tweede.

kelk: wijd open, groot, in eene wijde, ondiepe, van kleine ribben omgevene holte; de kelkbladeren zijn breed, wollig, grauw, niet zelden over de kelkholte teruggeslagen.

steel: kort, veelal vleezig, groenachtig grauw, een weinig wollig, in eene nauwe, ondiepe holte.

kleur: bij volle rijpheid als die van de afgebeelde vrucht, boomrijp meer witachtig groen, met weinig stippen, somtijds met eenigen dunnen, samenhangenden, lichtgrauwen roest; de vruchten zijn meestal zonder strepen; men vindt deze alleen, wanneer zij sterk aan de zon zijn blootgesteld. Om den kelk ziet men eenig groen, bijna in den vorm van een kransje.

vleesch: geelwit, zacht, aangenaam, zoetachtig zuur, overrijp melig; de cellen en pitten zijn middelmatig, de laatste lichtbruin.

tijd van gebruik: October en November; vooral, om zijne schoonheid, van den eersten rang voor de tafel, ook voortreffelijk voor de huishouding.

De boom groeit goed, is voor alle vormen geschikt, en draagt stevige eenjarige zomertakken. De huid der takken is lichtbruin, met weinig kleine, rondachtige, grijsgrauwe stippen; de knoppen zijn plat, de bladeren ovaal, scherp gezaagd.