HERFST-BLOEMZOETE.

Afbeelding 44a, 44b, 44c.

Rassenlijst.

Oorspronkelijke plaat.

 

 

erfst-Bloemzoete   (knoop, Tab. 2; Beschrijving der vruchtsoorten, eerste reeks, N°.43).

Kandijzoete.

Goede zoete  (matth. van noordt).

Herfst Sterrenappel.

Waterzoetje   (in een gedeelte van Zuid-Holland).

Bloemzoete   (SERRURIER, le deel, pag. 64).

Hollandsche zoete.

 

De afkomst van deze zeer oude, algemeene verspreide en buitengewoon beminde variëteit is niet bekend, vermoedelijk is zij inheemsch.

 

vorm: regelmatig, zelden afwijkend van dien der afbeelding.

grootte: van de vierde, dikwijls echter aanzienlijk grooter dan de plaat vertoont.

kelk: gesloten, spitsbladerig, grauw, wollig, in eene zeer fraaie, effene, diepe holte.

steel: middelmatig, dikwijls lang, houtachtig, grauwbruin, in eene vrij wijde en diepe holte.

De kleur der zeer zachte en fijne huid is bijna altijd gelijk aan die der afbeelding, aan den boom veeltijds met een dun waas overdekt; het rood komt somtijds meer in vlammen of strepen voor; roest hebben wij nimmer opgemerkt.

vleesch: zeer wit, fijn, vrij vast, later zacht, zeer zoet; de cellen zijn middelmatig, de pitten klein, fraai, donkerbruin.

tijd van gebruik: October—December; — als zoete appel van den eersten rang voor de huishouding.

De boom groeit goed en vormt eene groote, platronde of breede kroon; de zomertakken zijn slank, grauwbruin; deze soort is zeer milddragend, op de markt gezocht, voor boomgaarden zeer aanbevelenswaardig, eene der uitmuntendste in het bovengemelde jaargetijde; de boom tiert op alle gronden, hoewel hij op een diepen, weligen kleigrond de schoonste vruchten levert; hij kan ook zeer oud worden.