RUSSISCHE PIPPELING.
ippeling, Russische (Beschrijving der vruchtsoorten, eerste reeks, N°. 65).
afkomst : niet meer bekend; wij kweeken ze reeds sedert onheuglijken tijd; tot nog toe hebben wij nog geene overeenkomstige soort uit het buitenland ontvangen.
vorm: standvastig.
grootte: van de vierde.
kelk: gesloten , zelden half open, kortbladerig, in eene fraaie, regelmatige, schotelvormige holte.
steel: meestal langer en minder vleezig dan die van de afgebeelde vrucht, houtachtig, in eene nauwe, ondiepe holte, die zelden roest vertoont.
kleur: de dunne, gladde en glanzige huid is goudgeel, bij aan de zon blootgestelde vruchten aan de zonzijde overtogen met oranjerood, waarin somtijds bruinroode kringen om de gele stippen worden gevonden; de stippen aan de schaduwzijde zijn weinig talrijk, lichtgrauw.
vleesch: sneeuwwit, fijn, tamelijk vast, saprijk, aangenaam, eer rinsch dan zuur; de pitten zijn klein, zwartbruin, de cellen middelmatig.
tijd van gebruik: December—Februari; — van den eersten rang voor de tafel.
De boom is voor alle vormen geschikt en zeer vruchtbaar; de zomerloten zijn slank, lichtbruin, met fijne stippen en dunne, zilverachtige wol bedekt; de knoppen staan vlak; de bloemen zijn vrij groot, bijna wit.