OOSTINDISCHE COMPAGNIE.

Afbeelding 57a, 57b, 57c.

Rassenlijst.

Oorspronkelijke plaat.

 

ostindische Compagnie (Beschrijving der vruchtsoorten, eerste reeks, N°. 47).

Gele Oostindische Compagnie.

Reinette Sylvanus.

Reinette de Cassel   (volgens onze oude registers).

New Nonpareil   (volgens onze oude registers).

New Gold Nonpareil    (volgens onze oude registers).

 

afkomst: onbekend, hoogst waarschijnlijk eene inheemsche soort, sedert onheuglijke jaren te Boskoop gekweekt. Daar wij belang stellen in het ontdekken van den oorsprong dezer voortreffelijke variëteit en van haar zoo merkwaardigen naam, noodigen wij alle pomologen en liefhebbers uit, om alle bijzonderheden, welke zij mogten weten, aan ons mede te deelen.

vorm: dikwijls iets lager dan de afgebeelde vrucht.

grootte: van de vierde.

kelk: half gesloten, in eene vrij diepe holte, met eenige fijne vouwtjes of ribjes, die zich echter niet over de kelkholte verheffen.

steel: middelmatig, houtachtig, in eene ondiepe, van roest voorziene holte.

huid: dun, eenigzins ruw; de roode kleur van onze afbeelding wordt alleen bij aan de zon blootgestelde vruchten gevonden; wanneer ze in de schaduw rijpen, zijn ze dikwijls geheel met een grauwachtigen roest overtogen, die in den loop van den winter bij meerdere rijpheid verdwijnt, zoodat de vrucht dan meer geelachtig wordt.

vleesch: bij volle rijpheid geelachtig wit, zacht, zeer fijn, van een eigenaardigen, aangenamen geur.

gebruik: Februari—Mei ; — van den eersten rang voor de tafel.

De boom groeit matig, is zeer vruchtbaar en verlangt een voedzamen grond; de kleur der twijgen is violetachtig bruin, eenigzins olijf kleurig, de opperhuid hier en daar iets wollig, met kleine, rondachtige, onregelmatig verdeelde stippen; de knopdragers zijn breed en hoog, de knoppen kegelvormig, spits, wollig, de bladeren klein, wollig, rondachtig, aan de punt gedraaid, eenigzins hol, veelal golvend, ingesneden, regelmatig en zeer stomp getand, de bladstelen 0.018—0.027 lang, stevig, diep gesleufd, dikwijls met een weinig rood; de scheuten kort, bruinachtig violet, zeer wollig. Ofschoon deze soort voor alle vormen geschikt is, bevelen wij ze toch bijzonder aan als pyramide, leiboom en dwerg.