COURT OF WICK.

Afbeelding 58a, 58b, 58c.

Rassenlijst.

Oorspronkelijke plaat.

 

 

 

ourt of Wick  (Beschrijving der vruchtsoorten, derde reeks, N°. 161; hogg, the Fruit Manual, 3d ed.).

Golden Drop   (Catalogue of the Fruits, 187).

Fry's Pippin    (Catalogue of the Fruits, 187).

Knightwick Pippin   (Catalogue of the Fruits, 187).

Phillips' Reinette   (Catalogue of the Fruits, 187).

Wood's new Transparent    (Catalogue of the Fruits, 187).

Wood's Huntingdon   (Catalogue of the Fruits, 187).

Week's Pippin   (Catalogue of the Fruits, 187).

Yellow   (Catalogue of the Fruits, 187).

Yellow Pippin   (Catalogue of the Fruits, 187).

 

afkomst: ons onbekend.

 

vorm: regelmatig.

grootte: van de vierde.

kelk: open, klein, in eene ondiepe, wijde, fraai gevormde holte, met eenigen roest en fraaie, regelmatige ribjes, welke zich niet buiten de grenzen der holte uitstrekken.

steel: middelmatig, dun, in eene ondiepe, van roest voorziene holte.

huid: dun, stroef, donkergeel; bij vruchten, die aan de volle zon zijn blootgesteld, wordt het rood nog sterker en bruinachtiger dan in onze afbeelding, terwijl men aan de schaduwzijde eenigen roest aantreft, die zich op eene kennelijke wijze naar den kelk uitstrekt; de stippen zijn fijn en bleekgrauw.

vleesch: hooggeel, fijn, vast, saprijk, zeer aangenaam van geur.

klokhuis: middelmatig, met enge cellen en gedrongene, bruine pitten.

gebruik: December—Maart; — van den eersten rang voor de tafel.

De boom groeit matig en is zeer vruchtbaar. De twijgen staan regt overeind en zijn slank, donkerbruin, met een licht olijf kleurige tint en met groote, talrijke, ronde stippen; de knoppen zijn klein, plat, breed, de bladeren vrij groot, eenigzins hol, langwerpig, puntig, ondiep en onregelmatig getand, de bladstelen ruim 0.04 lang. Deze soort is bijzonder aan te bevelen als dwerg, leiboom en pyramide. In moestuinen kan zij ook met goed gevolg als hoogstam geplant worden.