BLENHEIM PIPPIN.

Afbeelding 61a, 61b, 61c.

Rassenlijst.

Oorspronkelijke plaat.

 

 

 

lenheim Pippin (Beschrijving der vruchtsoorten, eerste reeks, N°. 12; HOGG, the Fruit Manual, 3d ed.; Ann. de Pom., 2, pag. 7).

Blenheim Orange.

Woodstock Pippin.

Northwick Pippin.

Goldreinette von. Blenheim (Handbuch, I, S. 515).

Kemster's Pippin.

Perle d' Angleterre,   Impératrice Eugénie; Onder deze namen werd de soort in de laatste jaren uit Orléans opnieuw in den handel gebracht.

Burns Seedling (Beschrijving der vruchtsoorten, eerste reeks, N°. 13; Catalogue of the Fruits, 102); de soort, die wij onder dezen naam uit Engeland ontvingen, bleek in alle opzigten met de Blenheim Pippin overeen te stemmen.

 

afkomst: volgens het Handbuch werd deze appel te Woodstock in Oxfordshire ontdekt en genaamd naar het in de onmiddellijke nabijheid gelegene landgoed Blenheim, toebehoorende aan den hertog van Marlborough.

 

VORM: zeer regelmatig; aan de eene zijde der kelkwelving meestal iets ingedrukt.

grootte: gewoonlijk van de tweede, aan jonge boomen tot de eerste naderend.

kelk: wijd, open, met korte, breede, stompe en stevige blaadjes, in eene wijde, vrij diepe, schotelvormige holte, meestal met eenige vouwen, die zich tot aan de kelkwelving uitstrekken.

steel: kort, dik, vleezig; bij sommige vruchten bespeurden wij aan zijne inplanting een vrij aanzienlijken vleeschknobbel, de steelholte is breed, ondiep, met straalvormigen roest bekleed.

HUID: stroef, dofgeel, aan de zonzijde roodgevlamd, somtijds gestreept, bij volkomene rijpheid goudgeel, dikwijls met fijne, bruine stipjes en naar den steel met eenige roestvlekjes bedekt.

vleesch: geelachtig wit, zacht, zuur, fijn, zeer aangenaam en saprijk.

klokhuis: vrij ruim, met groote, donkerbruine pitten.

gebruik: November—Februari; — van den eersten rang voor tafel en huishouding.

De boom groeit zeer sterk, is zeer vruchtbaar en gemakkelijk te kennen aan zijne lange en dikke takken. De twijgen zijn bruin, met grauw bedekt en met rondachtige, voelbare stippen. De knoppen zijn plat, breed en stomp, de bladeren groot, gelobd en grof getand, de bloemen groot, wit met een weinig rozerood. Deze soort is voor alle vormen geschikt en zeer aanbevelingswaardig ter aanplanting in het groot.