MUSKAAT-REINETTE.

Afbeelding 62a, 62b, 62c.

Rassenlijst.

Oorspronkelijke plaat.

 

 

einette Muskaat  (Beschrijving der vruchtsoorten, tweede reeks, No, 135).

Renet Muscus  (J. F. SERRURIER, deel I).

Muskat-Reinette  (Handbuch, I, S. 145).

Muskaten Reinette  (Deutsches Obstcabinet, Lief. 8, Taf. 10).

Reinette musquée  (Deutsches Obstcabinet, Lief. 8, Taf. 10).

Muskateller Reinette.

Margil  (Catalogue of the Fruits, 428; hogg, the Fruit Manual, 3 d ed.).

Neverfail.

Munches Pippin.

 

afkomst: onbekend; uit Duitschland en Frankrijk overeenstemmend ontvangen.

vorm: somtijds minder geribd dan 62a en meer toegespitst dan 62c.

grootte: van de vierde.

kelk: gesloten, spitsbladerig, somtijds met eenige ribjes, zelden zoo sterk als in 62c, met een weinig grauwen roest.

steel: middelmatig, houtachtig, in eene niet zeer diepe, met weinig roest bekleede holte.

huid: min of meer glad, somtijds stroef, citroengeel, aan de zonzijde met bruinrood overtogen en eenigzins gevlamd, hier en daar met eenige donkere stippen, dikwijls ook met eenigen roest.

vleesch: geelachtig wit, zacht, fijn, saprijk, van een zeer geurigen, aangenaam gekruiden smaak.

klokhuis: middelmatig, met ruime cellen en groote, bruine pitten.

gebruik: November—Februari; — van den eersten rang voor de tafel.

De boom groeit matig en onderscheidt zich door bijzondere vruchtbaarheid. De twijgen zijn zeer slank, olijfkleurig bruin, iets glanzig, met ronde en langwerpige stippen; de knoppen spits, fijn; de bladeren niet groot, langwerpig, smal, golvend opgebogen, vrij diep en onregelmatig getand, zeer licht groen; de bladstelen vrij lang en dun; de scheuten violetachtig, wollig; de bloemen zijn kennelijk, regelmatig stervormig, sterk rozerood, met ovale bloembladeren.

Wij bevelen deze soort vooral aan in den pyramide- of dwergvorm, minder als leiboom aan muren of schuttingen, daar de vruchten op eene te warme standplaats spoedig melig worden; men kan den boom ook als hoog- of halfstam in moestuinen enz. planten.