SPRINGGROVE CODLIN.

Afbeelding 70a, 70b, 70c.

Rassenlijst.

Oorspronkelijke plaat.

 

 

odlin, Spring Grove (Beschrijving der vruchtsoorten, eerste reeks, N°. 28; Catalogue of the Fruits, N°. 166, pag. 11).

Springrove Codlin (hogg, the Fruit Manual, 3d. ed.).

 

 

afkomst : vermoedelijk uit Engeland; wij ontvingen ze van de heeren booth en zonen te Hamburg.

vorm: somtijds minder geribd dan de afgebeelde vrucht.

grootte : van de tweede of derde; dikwijls veel grooter dan de afgebeelde.

kelk: meestal gesloten; somtijds half open, klein, met fijne, grauwe blaadjes, in eene middelmatige holte, veeltijds omgeven van ribben, die zich regelmatig tot over de helft van de vrucht uitbreiden.

steel: 0.015—0.02 lang, houtachtig , bruin , in eene nauwe holte, somtijds voorzien van grauwgroenen roest, die zich straalvormig om de holte uitbreidt.

huid: bijna glad, een weinig glanzig, aan de zonzijde dikwijls meer gevlamd en gestreept dan de afgebeelde vrucht, met fijne, lichtgrauwe, hier en daar verspreide stippen, somtijds met eenigen zeer dunnen roest.

vleesch: geelachtig wit, somtijds groenachtig geel, vrij fijn, zacht, saprijk, matig zuur, zeer geurig.

klokhuis: groot, open, met middelmatige cellen, die met talrijke, volkomene, koffiebruine pitten zijn gevuld.

gebruik: bij ons October—Januari; — van den eersten rang voor de keuken.

De boom groeit sterk en is zeer vruchtbaar; de twijgen zijn lang, dik in evenredigheid, dof bruin, met grauwe opperhuid en ronde, grauwe, onregelmatig verspreide stippen; de knoppen middelmatig, breed, wollig, vlak geplaatst; de scheuten somber donker bruinrood, met wol bedekt; de bladstelen gesleufd, wollig, 0.03—0.05 lang; de bladeren groot, min of meer rond, somtijds ovaal, in het midden dikwijls bol, stomp, zeer grof en diep getand, donkergroen met weinig glans, van onderen met dikke wol bedekt. Aan te bevelen voor den hoogstamden kroonvorm.