lanke zoete Reinette.
Kaneelzoet (in de omstreken van Gorinchem).
AFKOMST: onbekend, door een der kweekers alhier uit de omstreken van Gorinchem ontvangen.
VORM: doorgaans als in de afbeelding, somtijds scheef.
GROOTTE: van de derde.
kelk: open met spitse, opstaande kelkbladeren, in eene ondiepe, van roest voorziene en van ribben omgevene holte.
steel: kort, dik, krom tegen de vrucht liggende, bijna zonder holte,
huid: ruw, vrij dik, somber geelachtig groen, aan de zonzijde goudgeel, somtijds met bruinachtig menieroode vlammen en zwartbruine stippen, met eene dunne laag roest overtogen.
vleesch: fijn, vast, zoet, aangenaam, geurig.
Klokhuis: klein, met ruime cellen en groote, bruine pitten.
gebruik : Januari—April; — van den eersten rang voor de huishouding.
De boom groeit goed; de twijgen staan overeind, ze zijn grijsachtig donkerbruin, met kleine, grauwe, voelbare stippen; de knoppen zijn stomp, ongelijkvormig, vlak geplaatst; de bladsteel is 0.03 à 0.04 lang; de bladeren zijn langwerpig ovaal, spits gepunt, scherp en onregelmatig getand; de scheuten dof grauwbruin, wollig. De boom is alleen voor den hoogstamden kroonvorm aan te bevelen.