CORNISH AROMATIC.

Afbeelding 97a, 97b, 97c.

Rassenlijst.

Oorspronkelijke plaat.

 

 

ornish Aromatic (Beschrijving der vruchtsoorten, II, N°. 107; A. J. downing, the Fruits etc., rev. ed. , 1866, pag. 211; hogg, the Fruit Manual, 3d ed., pag. 12; Catalogue of the Fruits, 3d. ed., pag. 11, N°. 181).

 

 

afkomst: volgens downing een Engelsche appel; wij ontvingen hem ook uit Engeland, namelijk van rivers te Sawbridgeworth.

 

vorm: zelden van dien der afbeelding verschillend; kleine verhevenheden bevinden zich over de geheele vrucht.

grootte: van de derde; meestal iets kleiner dan de afbeelding.

kelk: gesloten, klein, met fijne, grauwe blaadjes, in eene nauwe, ondiepe holte, omgeven van kleine vouwtjes en van dun, grauw roest.

steel: 0.01—0.015, vrij dik, bruin met groen, dikwijls van een vleeschknobbeltje voorzien, in eene nauwe, van dun, grauw roest omgevene holte.

huid: groenachtig geel, aan de zonzijde goudgeel met somber rood, verder met dunne, grauwe roestaderen, die als het ware een netwerk vormen, benevens eenig samenhangend roest.

vleesch: roomkleurig met eenige groengele aderen, vrij vast, eenigszins knappend, saprijk, zoetachtig zuur, zeer geurig, aangenaam.

klokhuis: aan de vrucht geëvenredigd, met middelmatige cellen en kleine, lichtbruine, meest onvolkomene pitten.

gebruik: October—Januari; — van den eersten rang voor het dessert.

De boom groeit gematigd, vertakt zich zeer sterk, vormt eene fraaie kroon en vooral eene schoone pyramide; de twijgen zijn matig lang, slank, olijfkleurig met licht violet, met ronde, grauwe stippen; de knoppen middelmatig, op weinig verhevene dragers; de scheuten stevig, van gemiddelde lengte, wollig, de bladstelen 0.025—0.03, dik, gegroefd; de bladeren eirond, stomp, stompgetand. Deze soort is voor alle vormen aan te bevelen en zeer vruchtbaar; ook in Engeland is zij als eene vrucht van den eersten rang bekend.