BELLE D' AVRIL.

Afbeelding 114a, 114b, 114c.

Rassenlijst.

Oorspronkelijke plaat.

 

 

fkomst: onbekend; uit België ontvangen.

 

 

 

 

vorm: zeer standvastig.

grootte: van de derde.

kelk: open, met groote, gekrulde blaadjes, in eene breede, vlakke, schotel vormige, lang groen blijvende holte, waarin men eenige vouwtjes of ribjes opmerkt.

steel: 0.015—0.02, dun, houtachtig, in eene wijde, ondiepe holte, waarin slechts weinig roest voorkomt.

huid: glad, groenachtig geel, bij meerdere rijpheid in goudgeel overgaande, aan de zonzijde schoon gekleurd en gevlamd, met eenige donkere stippen en vlekjes, die over de geheele vrucht verspreid zijn.

vleesch: geelachtig wit, zacht, saprijk.

klokhuis: middelmatig, met kleine, niet zeer ruime cellen en meestal volkomene, donkerbruine pitten.

gebruik: November—Januari; — van den tweeden rang voor tafel en huishouding.

De boom. groeit goed; de twijgen zijn van gemiddelde lengte en dikte, olijf kleurig bruin, matig gestipt; de knoppen kegelvormig, vlak geplaatst; de scheuten middelmatig, olijf kleurig, met wollige toppen; de bladstelen 0.02—0.03, vrij dik, een weinig gesleufd; de bladeren ovaal, onregel­matig stomp getand. Geschikt voor den pyramidenvorm.