BELLE D' AVRIL.
fkomst: onbekend; uit België ontvangen.
vorm: zeer standvastig.
grootte: van de derde.
kelk: open, met groote, gekrulde blaadjes, in eene breede, vlakke, schotel vormige, lang groen blijvende holte, waarin men eenige vouwtjes of ribjes opmerkt.
steel: 0.015—0.02, dun, houtachtig, in eene wijde, ondiepe holte, waarin slechts weinig roest voorkomt.
huid: glad, groenachtig geel, bij meerdere rijpheid in goudgeel overgaande, aan de zonzijde schoon gekleurd en gevlamd, met eenige donkere stippen en vlekjes, die over de geheele vrucht verspreid zijn.
vleesch: geelachtig wit, zacht, saprijk.
klokhuis: middelmatig, met kleine, niet zeer ruime cellen en meestal volkomene, donkerbruine pitten.
gebruik: November—Januari; — van den tweeden rang voor tafel en huishouding.
De boom. groeit goed; de twijgen zijn van gemiddelde lengte en dikte, olijf kleurig bruin, matig gestipt; de knoppen kegelvormig, vlak geplaatst; de scheuten middelmatig, olijf kleurig, met wollige toppen; de bladstelen 0.02—0.03, vrij dik, een weinig gesleufd; de bladeren ovaal, onregelmatig stomp getand. Geschikt voor den pyramidenvorm.