MUSCH-MUSCH.

Afbeelding  6a,   6b,   6c en d.

Oorspronkelijke plaat.

Rassenlijst:    Peren    Kersen    Pruimen    Abrikozen    Perziken.

Terminologie.

 

 

usch Musch

(HOGG, the Fruit Manual; DOWNING, the Fruits etc.; Catalogue of the Fruits, No. 6).

  d'Alexandrie

 

 

AFKOMST: volgens DOWNING ontleent deze kleine, maar uitmuntende abrikoos haren naam aan de stad Musch, aan de grenzen van Aziatisch Turkije; zij is ook in de omstreken van Alexandrië zeer verspreid, en naar men zegt komt zij in het Noorden van Egypte in zoo groote hoeveelheid voor, dat de gedroogde vruchten daar een niet onbelangrijk handelsartikel uitmaken. Dit laatste is ons door prof. KARL KOCH te Berlijn in persoon bevestigd, die ons ook mededeelde, dat de soort er den naam Frankendood draagt.

VORM: rond, een weinig neergedrukt; enkele vruchten zijn zelfs eenigzins hoekig.

GROOTTE: van de derde.

HUID: zeer dun, hooggeel, aan de zonzijde bruinrood.

VLEESCH: geel, zeer doorschijnend, zacht, smeltend, zeer zoet.

STEEN: betrekkelijk groot, met zoete pit.

GEBRUIK: laatst van Juli en begin van Augustus, zeer geschikt om gekonfijt te worden.

De BOOM groeit zeer goed en verlangt eene beschaduwde standplaats. De twijgen zijn slank, licht glanzigbruin aan de zonzijde, aan de schaduwzijde licht olijfkleurig, met lancetvormige stippen; de knoppen breed, stomp; de bladeren klein, zeer dun, regelmatig en stomp getand, in het oog loopend bleekgroen, meestal minder scherp gepunt dan de afgebeelde.

De boom is gevoelig voor de winterkoude en kan dus slechts als leiboom op eene goede, maar niet te zonnige standplaats geplant worden. Ook voor de potcultuur kunnen wij hem zeer aanbevelen.