VROEGE WITTE SPAANSCHE.

Afbeelding 6.

Oorspronkelijke plaat.

Rassenlijst:    Peren    Kersen    Pruimen    Abrikozen    Perziken.

Terminologie.

 

 

roege Witte Spaansche.

Hoeveel soorten in de laatste jaren ook door ons uit het buitenland zijn ingevoerd, is er niet eene, die met deze overeenkomt. Synoniemen zijn ons niet bekend.

 

AFKOMST: niet na te vorschen. Sedert onheugelijke jaren onder bovenstaanden naam te Boskoop gekweekt, en ook veelvuldig naar het buitenland verzonden. De Weisse Spanische (Handbuch, I, S. 127) is eene andere soort; op de White Spanish (Catalogue, 80 zonder nadere beschrijving opgegeven) kan geen beroep gedaan worden.

VORM: zie de afbeelding; wij noemen deze soort stomp hartvormig, aan den steel rond afgeplat, op de zijden weinig platgedrukt; de naad is goed te bemerken, hoewel niet diep; de vrucht loopt naar de stempelpunt, welke in eene kleine holte is geplaatst, een weinig afgerond toe.

GROOTTE: van de tweede.

STEEL: matig lang en naar evenredigheid dik, licht groen met eenige sporen van licht bruin, in eene nog al wijde, doch niet diepe holte.

KLEUR: wit geel, rose, aan de zonzijde met licht rood geaderd en overtogen, wat somtijds ruim zoo hoog gekleurd is als de plaat vertoont; in de schaduw groeijende vruchten zijn wit geel met een rosékleurigen gloed; men noemt dit "amberkleur"; de huid is dun en bij volle rijpheid doorschijnend.

Het VLEESCH is zacht, matig saprijk, licht geel, het sap ongekleurd, de smaak frisch zoet, zeer aangenaam.

De STEEN is tamelijk groot; zie de afbeelding.

TIJD VAN GEBRUIK: tweede periode, einde van Junij en begin van Julij, matig vruchtbaar; van den eersten of tweeden rang, als eene zachte, licht gekleurde kers aan te bevelen.

De BOOM groeit nog al snel, de eenjarige takken zijn veelal gedraaid, de bladeren matig groot, sterk puntig getand; de boom onderscheidt zich van alle andere kersensoorten door zijne vroegtijdige ontwikkeling ten opzigte van de bladknoppen en is als hoogstamde aan te bevelen.