ADAM'S CROWN.

Rassenlijst:    Peren    Kersen    Pruimen    Abrikozen    Perziken.

Terminologie.

Zie Beschrijving der vruchtsoorten , tweede reeks , No, 1.

(Vermoedelijk van Engelschen oorsprong. Wij ontvingen deze soort van JAMES BOOTH & SOHN te Hamburg, en vinden ze met die, welke in 't Handbuch beschreven is, overeenstemmende.)

VORM: zie de afbeelding, stomp-hartvormig, aan den steel rond afgeplat, naar de stempelpunt, welke in eene kleine holte geplaatst is, fraai afgerond, aan beide zijden eenigzins platgedrukt; de buikzijde heeft een bijna vlakken naad, de rugzijde slechts een spoor daarvan.

GROOTTE: van de derde.

STEEL: kort, ongeveer 2 Nederlandsche duim lang, somtijds ook langer, dun, groen met een weinig licht bruin; geplaatst in eene hooge, ondiepe holte.

KLEUR: glanzend witachtig geel; vruchten, aan de zon blootgesteld, zijn bijna geheel met fraaije, levendig roode strepen, aderen en vlekjes overtogen, zoodat van het geel weinig te zien is, dan alleen in den naad; de huid is zeer doorschijnend, zoodat men het weefsel van het vleesch er doorheen ziet.

VLEESCH: geelachtig, zacht, met helder sap, bij volle rijpheid zeer aangenaam, zoet met eenig rinsch getemperd.

STEEN: zie de afbeelding; klein, teder.

TIJD VAN GEBRUIK: eerste periode, 1-20 Junij ; van den eersten rang.

De BOOM groeit snel; de eenjarige takken zijn een weinig gebogen, somtijds hangende; de bladeren zijn zeer groot, lang, sterk puntig, stomp getand; de matige bladsteel is met klieren bezet. Voortreffelijke, milddragende, hoewel niet groote kers; als pyramide en leiboom vooral aan te bevelen, ook omdat de vogels, indien men ze niet bedekt, geene vrucht overlaten. Indien men ze als hoogstamden planten wil, waarvoor de boom uitmuntend geschikt is, zorge men, dat de vruchten door netten of andere bedekking voor de vogels goed worden afgesloten; - die kersenroovers weten deze soort zelfs onder de netten te vinden.