LUCIEN KERS.

Afbeelding 14.

Oorspronkelijke plaat.

Rassenlijst:    Peren    Kersen    Pruimen    Abrikozen    Perziken.

Terminologie.

 

 

ucien Kirsche      (Handbuch, III, S. 107; L. MÜLLER, Obstkultur).

 

 

 

Volgens het Handbuch ontving TRUCHSESZ deze soort in 1806 van den heer UELLNER, rentmeester op het landgoed Alt Lüneburg, destijds hertogdom Bremen, die ze in de omstreken aldaar heeft gevonden; wij ontvingen ze van den heer OBERDIECK, te Jeinsen, die ze van DIEL ontvangen heeft.

VORM: zie de afbeelding; wij noemen ze hartvormig, doch aan de stempelpunt wat afgerond, alzoo niet spits, aan de beide zijden eenigzins platgedrukt, de buikzijde, hooger dan de rugzijde, toont een ondiepen naad, de rugzijde slechts eene lijn, de stempelpunt staat eenigzins verheven, alzoo in geene holte.

GROOTTE: van de eerste.

STEEL: nog al lang, matig dik, meestal gebogen, licht groen, met zeer weinig licht bruin, in eene bijna vlakke holte, welke aan de rugzijde meer afvallend schijnt.

KLEUR: glanzend; wit-geel, met somber rood geaderd, gestreept en bij sterk aan de zon blootgestelde vruchten bijna geheel met licht purperrood overtogen; vruchten in de schaduw hebben zeer weinig rood.

Het VLEESCH is zacht, geelachtig, saprijk, het sap helder, zoet, aangenaam verfrisschend, voortreffelijk.

STEEN: niet groot in verhouding tot de vrucht, zie de afbeelding; bij het gebruik blijft er eenig vleesch aan zitten.

TIJD VAN GEBRUIK: tweede periode, 15-30 Julij; van den eersten rang.

De BOOM groeit snel, maakt lange eenjarige takken en groote, langwerpige, diep getande, spitse bladeren; de boom wordt forsch als hoogstamde en pyramide. Uitmuntend fraaije kers, zeer vruchtbaar, verdient om schoonheid en voortreffelijkheid alle aanbeveling en is voor tafel en huishouding zeer geschikt.