BELLE DE RIBAUCOURT.

Afbeelding 19.

Oorspronkelijke plaat.

Rassenlijst:    Peren    Kersen    Pruimen    Abrikozen    Perziken.

Terminologie.

 

 

érise belle de Ribaucourt. (L. de BAVAY, Traité théorique et pratique, etc., 1850).
Belle de Ribaucourt. (Beschrijving der vruchtsoorten, derde reeks, No. 29).

 

De Cérise belle de Ribaucourt, welke de heer JAHN uit Wetteren ontving, en die zeer veel overeenkwam met de purpurrothe Knorpelkirsche (Handb., III, S. 85), is, naar den vorm der aldaar afgebeelde vrucht te oordeelen, niet de echte soort.

AFKOMST: eene Belgische variëteit, volgens het Traité théorique et pratique (fol. 89) door den graaf de RIBEAUCOURT gewonnen; wij ontvingen ze reeds in 1850 van L. de BAVAY te Vilvoorden, en vonden ze ook in den Catalogue van PAPELEU (thans GAUJARD) te Gent vermeld.

VORM: rond, bijna platrond, van beide zijden zamengedrukt, met eene matige naad aan de buikzijde en eene bijna vlakke aan de rugzijde; de stempelpunt is een weinig ingedrukt.

GROOTTE: van de derde, kleiner dan de Meikers.

STEEL: lang, niet zeer dik, zeer kennelijk, doordien meestal twee vruchten voorkomen aan een hoofdsteel, die zich op een derde van zijne lengte in tweeën verdeelt en veeltijds van een of twee kleine blaadjes is voorzien. De steelholte is bijna vlak.

KLEUR: doorschijnend bruinrood, even als die der bekende Meikers; de schaduwzijde is iets bleeker.

VLEESCH: zacht, saprijk, zoet, door een weinig rinsch getemperd, in smaak met dat der Meikers overeenkomende. Het sap is ongekleurd.

STEEN: klein.

TIJD VAN GEBRUIK: einde van Junij en begin van Julij ; - van den tweeden rang.

De BOOM groeit in zijne jeugd gematigd, heeft tamelijk lange zomerloten en gelijkt in het algemeen naar de Meikers; de takken zijn echter slanker en meer groenachtig bruin gekleurd; de bladeren grooter, langwerpiger, in eene spitse punt uitloopend, sterk en stomp gezaagd. De boom vormt eene goede kroon en is als hoogstamde zeer milddragend.