RIDDEROORDTSCHE.

Afbeelding 24.

Oorspronkelijke plaat.

Rassenlijst:    Peren    Kersen    Pruimen    Abrikozen    Perziken.

Terminologie.

 

 

 

ate Kers van Ridderoordt. Beschrijving der vruchtsoorten, tweede reeks, No. 21.
Bigarreau tardif. Beschrijving der vruchtsoorten, tweede reeks, No. 21.

 

 

AFKOMST: gewonnen op het landgoed Ridderoordt bij Rhede in de provincie Gelderland, met toestemming van den Hoogwelgeboren heer Baron BRANDSEN door de familie OTTOLANDER in den handel gebracht, doch niet genoeg naar waarde gekend.

VORM: stomp hartvormig, aan beide zijden afgeplat, aan de rugzijde met eene zeer vlakke naad, die aan de buikzijde minder zigtbaar is; de stempelpunt staat bijna vlak.

GROOTTE: van de tweede, dikwijls tot de eerste naderend.

STEEL: zeer lang, vrij dun, donkergroen met veel bruin, in eene fraaije, regelmatige holte.

De KLEUR der matig glanzige huid is witgeel, bijna geheel met rood-bruin, 't welk somtijds zeer donker is, gevlekt en gestipt, zeer eigenaardig.

VLEESCH: tamelijk vast, doch steeds minder dan dat der knapkersen, aangenaam, geurig, zoetachtig, door een weinig rinsch getemperd, zeer rijk aan kleurloos sap.

STEEN: niet groot.

TIJD VAN GEBRUIK: Augustus; - van den eersten rang.

De BOOM groeit sterk en vormt eene fraaije kroon; de eenjarige takken zijn lang geleed, eenigzins afstaande, de bladeren tamelijk groot, langwerpig, toegespitst, de bladstelen lang, met middelmatige kliertjes bezet. De bladeren hangen zeer eigendommelijk aan de takken, waardoor de boom een ijl voorkomen heeft.

De soort is voor den hoogstamden vorm aan te bevelen, als late kers uitmuntend.