Pl. 1: 3. DIRECTOR FÜHRER.
Van
Duitschen oorsprong. De plant groeit forsch, stoelt breed; de bladeren zijn
donkergroen; de bloemstengels stevig, verheffen zich weinig boven de bladeren;
de bloemen groot; de vrucht is groot, meestal kegelvormig, dikwijls kam-vormig
breed; de kleur is rosé met wit; de zaden zijn geel en liggen bloot; het
vleesch is roomkleurig met rosé tint, boterachtig, saprijk, zoet, eenigszins
geurig, lekker; ze is matig vroeg rijp, draagt veel; verlangt warmte en droogte;
mede aan te bevelen voor hooge gronden. Zij is om hare lichte kleur niet voor
handels-vrucht geschikt; anders 1ste rang.
K. J. W. O.