Borovitsky, Duchess of Oldenburg.

Afkomstig uit Rusland en vandaar in 1824 in Engeland ingevoerd en verder verspreid.

Vrucht: Matig groot, regelmatig gevormd, meer breed dan hoog.
Kleur: Helder groen, bij rijpheid geel met helder roode streepen en vlekken aan zonzijde.
Kelk: Gesloten in vlakke kelkholte.
Steel: Normaal, matig diep ingeplant.
Vruchtvleesch: Wit, vrij grof, zuur zonder aroma.
Klokhuis: Vrij groot, goed met zaden bezet.
Gebruikstijd: September.
Moesappel.
 

Boom groeit matig, vormt een goed gesloten kroon. Geschikt voor struikvorm.
Zal veredeld worden op de sterk groeiende onderstamtypen of zaailing.
Is niet geschikt voor koude natte gronden. Is sterk vatbaar voor kanker en voor schurft. Is bij goede ziektebestrijding zeer goed schurftvrij te kweeken.
Draagt vroeg en rijk. Kan groote oogsten geven. De vrucht is mooi geteekend.
Deze variëteit werd in het begin dezer eeuw vrij algemeen aangeplant, doch is geleidelijk aan weer uit de cultuur verdwenen.
Hoewel de kwaliteit niet bijzonder is, heeft deze appel de goede eigenschappen dat hij vroeg en regelmatig vruchtbaar is en daardoor wel geschikt voor het intensieve bedrijf, waar voldoende cultuurzorgen worden toegepast.