Wintervijg.
Herkomst onbekend, vermoedelijk van Nederlandsche
herkomst.
Vrucht: Middelgroot, peervormig, regelmatig.
Kleur: Groen, met roestvlekjes, rond de steel volroestig, aan zonzijde
lichtelijk gebronsd, bij rijpheid geelgroen.
Kelk: Vrij groot, open in vlakke kelkholte.
Steel: Zeer lang, steeds gebogen, min of meer vergroeid met vruchtvleesch.
Vruchtvleesch: Wit, zeer saprijk, zoet, smeltend, aangenaam aroma.
Gebruikstijd: November.
Boom
groeit goed en vormt op lateren leeftijd zeer groote kroon.
Komt practisch alleen voor als hoogstam en voornamelijk in het
midden van ons land.
Is een zeer oude peer, welke in de latere jaren
niet meer is aangeplant.
Is geschikt voor den kleigrond.
Draagt op lateren leeftijd, doch geeft dan dikwijls zeer overvloedige oogsten.
Is vatbaar voor schurft, doch met normale bespuiting zeer goed vrij
van schurft te kweeken.
Behoort tot de oudere variëteiten, welke wel vrij algemeen voorkomt.
De peer is voor den tijd van het jaar van goede kwaliteit,
doch bij rijpheid spoedig beurs.