MENU RASSENLIJST

VORIGE

VOLGENDE

Bismarck-appel.

Tijd van plukken: half October.   Tijd van rijpen: November - Januari.

Oorsprong en verspreiding. De Bismarck-appel moet uit Nieuw-Zeeland in Engeland zijn ingevoerd in de laatste helft der vorige eeuw. In zeer korten tijd heeft hij een algemeene verspreiding gekregen, ongetwijfeld enkel door de buitengewone vruchtbaarheid van den boom, aangezien deze appel overigens op niet veel goede kwaliteiten kan bogen.

Vorm en grootte: De vrucht is kogelrond, soms een weinig plat, gelijkt iets op den Keizer Alexander, loopt bij de kelk wat meer spits toe. Is gewoonlijk meer dan middelmatig groot, kan soms vrij groot worden, soms zeer uiteenloopend (zie afb.).

Kelk en kelkholte. De kelk is klein met goed ontwikkelde kelkblaadjes, die naar elkander toegebogen zijn, zoodat de kelk gesloten is. De kelkholte is matig diep, vrij breed, zachtglooiend toeloopend.

Steel vrij lang en dun, niet vleezig.

Schil mooi gaaf en glad, lichtgroen van kleur, met veel rood en bruin aan de zonzijde, soms zelfs over bijna de geheele vrucht. Tegen het rijpen wordt het groen mooi geel.

Vleesch tamelijk grof, wit van kleur en vrij sappig. Als de vrucht goed rijp is, zachtzuur van smaak, zonder aroma, soms iets bitter.

Eigenschappen der vrucht. Is een vrij goede derde klasse tafelappel, die in hoofdzaak enkel eenige waarde heeft door de mooie kleur en de grootte. Als marktvrucht zal zij dan ook altijd zeer gezocht zijn; ook voor potappel is zij geschikt, als men de suiker maar niet spaart.

Eigenschappen van den boom. Deze groeit matig, is tamelijk gezond en buitengewoon vruchtbaar, draagt soms op het éénjarig, maar bijna geregeld op het tweejarig hout. Is geschikt voor alle vormen en wordt op wild veredeld.

Minder goede eigenschappen van den boom. Door het overvloedige dragen groeit deze meestal slecht; heeft bovendien niet zelden last van schurft; alleen om de buitengewone vruchtbaarheid en de kleur der vruchten verdient dit soort eenige aanbeveling.