MENU RASSENLIJST

VORIGE

VOLGENDE

Rambour Papeleu.

Pluktijd: half October.  Tijd van rijpen: November - Januari

Oorsprong en verspreiding. Deze prachtappel is van Belgischen oorsprong. Hij werd in 1853 door den boomkweeker Adolphe Papeleu in den handel gebracht; de verspreiding is in België, Noord-Brabant en een deel van Limburg vrij algemeen; in het noorden van ons land komt hij nog maar weinig voor, alhoewel de vrucht aan bijna alle eischen voldoet en boven verreweg de meeste andere appels mag verkozen worden.

Vorm en grootte. De vrucht heeft een mooien, ronden vorm, is meestal iets scheef, gewoonlijk meer plat dan hoog, in 't geheel vrij breed, groot of zeer groot, veel grooter dan de meeste appels; de kleine vruchten kunnen zelfs nog tot de groote appels worden gerekend, en zelfs van hoogstam plukt men groote, mooie vruchten. Karakteristiek is de ongelijke bovenkant der vrucht bij de kelk met Calville-achtige nokken en ruggen.

Kelk en kelkholte. De kelk is vrij groot, min of meer in de kelkholte vergroeid; de kelkblaadjes zijn goed normaal, regelmatig naar elkaar toegebogen; de kelk is dus, hoewel groot, toch gesloten. De kelkholte is diep, soms zeer diep, regelmatig met eigenaardige voortjes toeloopend, van boven zoowel als van onderen breed.

Steel. Deze is kort, meestal dik, in een diepe holte weggezonken.

Schil. Bijna zonder uitzondering mooi glad en gaaf, hoogst zelden met eenige roestige plekken bezet. Het weinige ongekleurde, dat er aan te vinden is, wordt reeds op den boom mooi licht groengeel Overigens is de vrucht met een mooi, zacht, streeperig rood bedekt op een roodgelen ondergrond. Tegen het rijpen wordt het groengeel prachtig lichtgeel. Het is een prachtig gekleurde, gave, gladde vrucht, die door weinig andere soorten wordt geëvenaard.

Vleesch. Mooi blank, iets groenachtig wit, onder de schil soms met enkele doorschijnende lichtgroene plekjes (overigens geen aanbeveling voor een appel), zachtzuur, knappend en smeltend, met een heerlijk aroma. Het zachte, wegsmeltende vleesch verhoogt de aantrekkelijkheid dezer vrucht.

Klokhuis klein, soms zeer klein, sommige holten geheel ontbrekend, de meeste hokken spaarzaam met kernen bezet.

Eigenschappen der vrucht. Zoo geen eerste, dan is het zeker een uitmuntende tweede klasse tafelappel en een beslist eerste klasse potappel. Bovendien is het een uitmuntende winkel- of marktvrucht. De appel is zeldzaam zwaar (wat men van de meeste appels niet kan zeggen), vruchten van 3 of 4 ons behoeft men niet te zoeken en plukt men vele van een boom. De massa en de prachtig mooi roode kleur maken haar tot een zeer begeerlijke vrucht. Bovendien rijpt deze soort op een tijd, dat er nog niet veel keus is: soms vindt men er in October al lekkere vruchten onder.

Eigenschappen van den boom. Deze groeit best, maakt een mooie, breede kroon, hangt soms iets naar beneden. In het Zuiden van ons land wil hij goed op hoog- en halfstam, wellicht ook elders op een beschutte plaats, vooral met het oog op de zware vruchten. Als struikvorm zal hij ongetwijfeld uitmuntend voldoen, groeit zoowel op dwergonderstam als op wildeling. Dit soort wordt ook wel als tusschenstam voor hoogen halfstam gebruikt.

Minder goede eigenschappen van den boom zijn ons niet bekend. Het zou kunnen zijn, dat de vruchten door den korten steel in een diepe holte toch wat spoedig afgroeien, zoodat ze afvallen.