Doyenné du Comice.
Tijd van plukken: half October. - Tijd van rijpen: November
Oorsprong en verspreiding. De peer werd gevonden in den tuin van een tuinbouwvereeniging te Angers in Frankrijk. In de meeste kweekerijen komt zij voor, wordt echter toch over 't algemeen nog te weinig aangeplant in tuinen en fruitaanplantingen.
Vorm en grootte. De vorm is dikwijls zeer onregelmatig, enkele malen vrij lang, peervormig, meestal echter dik, buikig en kort, naar den steel vrij schielijk toeloopend. De vrucht is middelmatig groot, op beschutte plaatsen tegen muur of schutting plukt men zelfs vrij groote vruchten.
Kelk en kelkholte. De kelk is klein, gesloten, de kelkblaadjes zijn meest vrij lang en vleezig, de kelkholte is vrij diep met een zeer regelmatige golving toeloopend.
Steel. Tamelijk lang, dik en vleezig, bijna altijd scheef ingeplant.
Schil. Meestal ruw, bedekt met onregelmatige roestvlekken; met geelgroenen ondergrond; blanker, naarmate de vruchten meer beschut hangen. Vele vruchten hebben aan de zonzijde een bruinrood kleurtje.
Vleesch. Wit, zeer saprijk, zacht en knappend, van een hoogst aromatischen, aangenamen smaak. Het halfrond tusschen het klokhuis en de kelk is een weinig korrelig. Dit is echter absoluut niet hinderlijk.
Klokhuis. Middelmatig groot, zit evenals bij alle dikbuikige peren vrij hoog; de hokken zijn gewoonlijk regelmatig.
Eigenschappen der vrucht. Is in alle omstandigheden een 1e klasse peer, waarvan zelfs de kleinste, meest mismaakte vruchten nog zeer aromatisch en geurig zijn. De vrucht wordt niet door ziekten aangetast; toch vindt men, vooral bij volle-windsboomen, soms vele kleine, misvormde vruchten.
Eigenschappen van den boom. Hij is bijna altijd te kennen aan zijn lichtgroen, bijna geelachtig blad; ook de twijgen, met veraf-staande oogen, kent men, behalve hieraan, gemakkelijk aan de lichte, bruingele kleur. De boom groeit zoowel op kwee- als op wildeling-onderstam, is 't meest geschikt voor struikvorm en leiboom, draagt nooit overvloedig maar slaat zelden over.
Minder goede eigenschappen van den boom. Groei zeer onregelmatig, soms zeer zwak, vandaar dat de boom zich niet best voor pyramide leent; eischt een beschutte standplaats en een niet te natten bodem; om zijn zwakken groei is het beter hem niet op kwee te veredelen, tenzij men van een welig groeiend soort als tusschenstam gebruik maakt; om mooie vruchten te krijgen kweekt men de Doyenné du Comice als leiboom op Z.-O. of Z.-W. muur. Voor Zuidmuur bestaan soorten, die nog meer warmte noodig hebben.