MENU RASSENLIJST

VORIGE

VOLGENDE

Durondeau, of Beurré Durondeau, of De Tongres.

Tijd van plukken: half October. - Tijd van rijpen: einde October - November

Oorsprong en verspreiding. Deze variëteit is in 1811 gewonnen door M.C.L.Durondeau, brouwer te Tongres—Notre-Dame. Is een algemeen verspreide peer, voor de meesten geen onbekende.

Vorm en grootte. De vrucht heeft een mooien peervorm, van onderen tamelijk dik, bijna altijd zeer eigenaardig gebotteld, waaraan zij, evenals aan de kleur, steeds te kennen is. Zij is gewoonlijk vrij groot, vooral aan kleine vormboomen kunnen de vruchten een flinke grootte bereiken.

Kelk en kelkholte. De kelk is klein en open; de kelkblaadjes zijn verdroogd, soms geheel verdwenen. De kelkholte is zeer ondiep, regelmatig, zeer weinig naar binnen toeloopend.

Steel middelmatig lang bij enkele vruchten, bij andere soms kort, vrij dik en vleezig, meestal aan het uiteinde sterk verbreed.

Schil ruw, eigenaardig bruin, roestig gekleurd, aan de zonzijde meestal met een rood kleurtje. Tegen het rijpen wordt de kleur roestig geel. Naarmate de vruchten op een beschutte plaats groeien, zijn ze minder ruw en bruin, soms zelfs vrij glad  en iets roestig geel.

Vleesch. Wit, zeer saprijk, niet zacht maar knappend, zeer zelden om het klokhuis iets korrelig. De smaak is frisch met een eigenaardig zuurachtig aroma, dat sommigen meer, anderen minder aantrekt.

Klokhuis. Klein, dikwijls zelfs zeer klein, hokken onregelmatig, bij sommige exemplaren geheel ontbrekend.

Eigenschappen der vrucht. Mag bijna bij de 1e klasse tafelperen worden ingedeeld, maar om den, door niet iedereen gewilden, rinschen smaak, achten wij het veiliger haar tot de 2e klasse te rekenen; sommige vruchten, vooral die van boomen, welke op kwee zijn veredeld, evenals kleine, misvormde exemplaren, zijn niet altijd even lekker, doch zuur en wrang.

Eigenschappen van den boom. Groeit middelmatig, heeft tamelijk dun, slap hout, dat het vormen van pyramiden soms eenigszins bemoeilijkt, op lateren leeftijd wordt het hout echter vrij stevig, zoodat men dan vrij goede pyramiden en struiken aan­treft. De boom leent zich overigens voor alle vormen, liefst echter kweekt men er geen hoog- of halfstam van, alleen in 't Zuiden van ons land heeft men daarmee eenig succes. Overigens is hij vruchtbaar en slaat bijna geen jaar over.

Minder goede eigenschappen. Ik zou dan moeten noemen het feit, dat boomen, op kwee veredeld, te zure vruchten geven, waarom men dan ook maar liever de wildeling als onderstam neemt; door de vruchtbaarheid van den boom is dit trouwens ook geen bezwaar.