Hoofdmenu

Rassenlijst

Grote Plaat

Vorige tekst

Volgende tekst

WITTE  WINTER-CALVILLE.


Wordt ook genaamd:
WITTE AARDBESSEN-APPEL,  EKKELING,  WEISSER HIMBEER-APFEL,
WEISSER ERDBEEREN-APFEL,  ECK-APFEL,
PARADIES-APFEL,  CALVILLE BLANC d'HIVER,  POMME de FRAISE,
POMME de FRAMBOISE.


Kleur: De kleur van dezen appel is groenachtig geel, op enkele plaatsen bemerkt men eenige lichtgroene en roodachtige vlekjes, sommige derzelve maken eenige diepte in de vrucht, en zijn meer paarsachtig van kleur.

Kelk: De kelkblaadjes staan in eene diepe holligheid die gevormd wordt, door vijf voorname zware knobbelagtige ribben, welke door zeer diepe en ongelijke plooijen of sleuven afgezonderd zijn; tusschen de hoofdribben doet zich hier en daar weder eene meerdere verhevenheid voor; alle deze ribben verspreiden zich of scherpkantig, of breeder en ronder, over de geheele vrucht.

Steel: De steel die ruim 2 Ned. duimen lang en niet dik is, steekt zeer diep, zoo als uit de afbeelding der doorsnede te zien is, in eenen ronden trechtervormigen kuil, in welken verscheiden sleuven der ribben kennelijk zijn. Hij komt eenigzins boven den omtrek der vrucht uit.De kleur in de steelholte is onzuiver paarsachtig rood, en verspreidt zich met eenige stralen over den bovenrand.

Vrucht: Deze appel moet in de helft van de maand October worden geplukt, en kan in het begin van de maand December tot in April, en somwijlen langer, als tafelvrucht gebruikt worden.

Het vleesch is witachtig geel, sappig, geurig en van eenen aangenamen wijnzuren smaak.