WINTER BANKET-APPEL.
Kleur: De schil is flaauw groenachtig geel, inzonderheid aan de zonzijde, en met eenige onzuivere roodachtige vlekjes en stippen gemerkt; doch vooral met meer in het oogloopende paarsachtige vlekken, die zich meer tot in de nabijheid der steelholte doen zien. Kelk: Het bloem-oog is zeer diep en omgeven van eenige knobbelachtige ribben, van welke er vijf meer verheven over een gedeelte der vrucht loopen; doch nabij de steelholte zich meer vereenigen. De kelkblaadjes komen niet boven den omtrek uit. Steel: De steel staat in eene zeer diepe holligheid en is bijna niet merkbaar omgeven van eene roodachtige kleur, welke zich boven dezelve in afzonderlijke takken en stralen verspreidt. Vrucht: Hij is een zeer goede tafel-appel, die half September behoort geplukt te worden en voor het gebruik tot in het voorjaar kan duren. |