REINE HORTENSE. 

Afbeelding 1.

Oorspronkelijke plaat.

Rassenlijst:    Peren    Kersen    Pruimen    Abrikozen    Perziken.

Terminologie.

 

 

eine Hortense   (Annales de Pomologie, I, pag. 25 en HOGG, the Fruit Manuel, tweede editie).
Königin Hortensia (Handbuch, III, S. 167).
Belle Hortense.
Monstrueuse de Bavay.
Hybride de Laeken.
Louis XVIII.
Reine des cerises.
Belle de Jodoigne.
Belle de Laeken.
Morestin.
Rouvroy.

En eene menigte andere synoniemen, van welke sommige, b.v. Lemercier, niet tot deze soort gebragt mogen worden. Zie: Beschrijving der vruchtsoorten, tweede reeks, Kersen, No. 22.

 

AFKOMST: deze is niet met zekerheid te bepalen. Sommigen zeggen, dat een zekere heer LOUIS GROS-JEAN deze soort op zijne wijnbergen ergens in Montmorency heeft gevonden en ze Louis XVIII noemde; anderen, dat de heer GIRAULT (genaamd Larose), tuinman bij keizerin JOSEPHINE, ze uit den steen van de kerssoort Larose gewonnen en ter eere van koningin HORTENSE aldus genoemd heeft; terwijl wijlen de heer L. de BAVAY te Vilvoorden, van wien wij ze het eerst ontvangen hebben, in de Annales de Pomologie zegt, dat ze in het Karmeliter-klooster aldaar gevonden, reeds in 1812 door zijnen vader gekend en van daar naar Laeken gezonden is.

VORM: zie de afbeelding 1); doorgaans is zij meer langwerpig, aan den steel meestal sterk afgeplat, naar de stempelpunt, die somtijds groot en bijna vlak of in eene geringe holte geplaatst is, meer afgerond; de buikzijde toont veelal een vlakken naad, de rugzijde slechts een spoor daarvan of in het geheel niets.

GROOTTE: van de eerste; in den regel nog grooter dan in de afbeelding.

STEEL: meestal zeer lang, in verhouding tot de vrucht ook dun, licht groen met sporen van bruin, in eene tamelijk diepe, regelmatige holte, welke aan de eene zijde der vrucht lager afgerond is dan aan de andere; doordien de bloemen aan trossen bijeen gevonden worden, en er zelden meer dan eene kers aan een tros overblijft, komt de steel dikwijls als verlengd voor.

KLEUR: zeer glanzig, doorgaans nog donkerder rood dan de plaat vertoont; enkele vruchten zijn als met rood geaderd en laten dan de gele grondkleur doorschemeren; de huid is dun, zeer doorschijnend.

Het VLEESCH is geel met rose, zacht, saprijk, het sap ongekleurd, de smaak aangenaam zoet met rinsch getemperd.

De STEEN is in verhouding tot de vrucht klein te noemen, zeer fijn en teder; zie de plaat voor den vorm.

TIJD VAN GEBRUIK: tweede periode, 25 Junij-15 Julij. - Voortreffelijke, sierlijke vrucht.

De boom groeit snel en maakt, doordien de jonge (eenjarige) takken veel sporen geven, eene digte kroon;

hij is het meest aan te bevelen voor pyramide- en leiboomvorm. Men heeft de soort niet zeer vruchtbaar genoemd; aan hoogstamden is zij dat ook niet; men bedenke echter dat de kers groot is en alzoo in grootte wint, wat ze bij anderen vergeleken in getal verliest. Het blad is zeer kennelijk, matig groot, regelmatig geribd en sterk getand; het gelijkt veel op dat van de Oranje-kers (Hollandsche soort).

Wij bevelen deze soort zeer aan, doch niet om in groot getal te planten; de kers is teder en voor de verzending niet geschikt.

 

l) De platen geven de kersen doorgaans te zien van verschillende zijden. Zoo ziet men van kers No. l, Reine Hortense (de eerste vrucht op de plaat bovenaan, links, bijna geel), eene vrucht, welke weinig in de zon gehangen heeft, van de steelzijde; de twee volgende vertoonen meer den juisten vorm; dan geeft de afgebeelde vrucht, welke met den steen is gepaard, de stempelpunt te zien; deze kan dus niet den waren vorm aangeven, dewijl men haar van boven ziet; men gelieve hierop wel te letten.

Zoo zijn ook de kersen nu eens afgebeeld in de breedte, dan eens van de platte zijde gezien, zoo als dit bij No. 3 plaats heeft.

Door buikzijde verstaan wij de meest uitpuilende zijde van de kers; deze hangt in den regel vooraan, daar is de naad het diepst; de rugzijde is de tegenovergestelde en hangt dus meestal achter, d. i. niet in het gezigt; en daar is de naad veel vlakker of ook wel niet op te merken.

TERUG NAAR TEKST