FOLGERKIRSCHE.

Afbeelding 29.

Oorspronkelijke plaat.

Rassenlijst:    Peren    Kersen    Pruimen    Abrikozen    Perziken.

Terminologie.

 

 

olgerkirsche.        (Handbuch, III, S. 155).

 

 

 

AFKOMST: volgens het Handbuch in 1785 door TRUCHSESZ uit Herrnhausen (Hannover) ontvangen; niet te verwarren met de door KNOOP beschrevene Volgerskers, die thans zeer weinig bekend is; wij ontvingen de soort van den heer OBERDIECK.

VORM: rond, aan de stempelpunt een weinig, aan beide zijden iets meer afgeplat; de naden zijn niet diep, doch goed zichtbaar.

GROOTTE: van de tweede.

STEEL: matig lang en vrij sterk, meestal iets korter dan de afgebeelde, in eene tamelijk diepe en wijde holte.

De KLEUR der zeer glanzige huid is oranjerood, bij volle rijpheid iets donkerder rood.

VLEESCH: zacht, saprijk, aangenaam zoetachtig, rinsch, voortreffelijk; het sap kleurt niet donker.

TIJD VAN GEBRUIK: einde van Julij en begin van Augustus; - van den eersten rang.

De BOOM groeit gematigd, vormt eene fraaije kroon en kan voor alle vormen dienen. De eenjarige loten zijn kort geleed, de bladeren vrij groot, ovaal, stomp, stomp en ondiep gezaagd; de kliertjes van den bladsteel bevinden zich meestal zeer nabij de bladschijf, somtijds aan deze zelf.