MENU LIJST PERZIKEN OORSPRONKELIJKE PLAAT

2. ENGELSCHE ZWOLSCHE.

 

 

Dit is eene oude, in Amerika zoowel als in Europa algemeen bekende, Engelsche variëteit. Zij is beschreven in Hogg, the Fruit Manual, 4de Ed., blz. 344, als Royal George met de syn. Double Swolsh, Dubbele Zwolsche, Griffith's Mignonne, Lockyer's Mignonne, Madeleine Rouge a Petites Fleurs, Millet's Mignonne, Superb, in de Cat. Hort. Soc. London onder denzelfden naam en dezelfde synoniemen, onder welke eenige, die niet bij de variëteit behooren. Downing, The Fruits etc., 4de Ed., geeft dezelfde namen. Decaisne geeft in Le Jardin Fruitier du Muséum (83 Livr. no. 35) van den Pécher Royal George eene treffend gelijkende, prachtige afbeelding; een figuur met eene vertaling van zijne beschrijving is overgenomen in het H. B., VI, blz. 439, no. 19, onder den titel König George's Pfirsich.

 

VORM: Rond, om den stempel eenigszins platgedrukt, meer dik dan hoog, altijd regelmatig, hoogst zeldzaam scheef, op de eene zijde met een breeden, ondiepen naad, 0.06 a 0,07 hoog en 0,07 a 0,08 Ned. dik, dus vrij groot. Het is eene zeer fraaie vrucht.

STEMPELPUNT: Voelbaar, eene kleine stompe spits in eene zeer ondiepe, regelmatige holte, waarin de breede, ondiepe naad zich verliest.

STEELHOLTE: Nog al diep, regelmatig, fraai afgerond en in den naad eindigend.

SCHIL: Tamelijk dik, laat zich zeer goed aftrekken, met korte, fijne wol bedekt, waardoor de vrucht zeer zacht is op 't gevoel, licht geelgroen met rood en rosé gemarmerd aan de schaduwzijde, terwijl de vruchten aan de zonzijde byna roodbruin gekleurd zijn; zeer fraai.

VLEESCH: Geelachtig wit, aan den steen lichtrood en rosé, volkomen los van den steen, smeltend, buitengewoon saprijk, verfrisschend, wijnachtig zoet, aangenaam, in ieder opzicht voortreffelijk.

STEEN: Tamelijk groot, maar klein in verhouding der vrucht, ovaal, in eene stompe spits eindigend, naar den steel smaller afgerond, weinig ruw (bijna glad).

TIJD VAN GEBRUIK: Van 't begin tot het midden der maand September, bij minder warme zomers tot aan het einde dezer maand.

De BOOM: Groeit sterk en is weinig aan de krankheden den perzikboom anders eigen, onderhevig. Hij maakt slanke scheuten, waarvan de schors grasgroen en aan de zonzijde vooral naar de spitsen violetrood is gekleurd; hoe sterker de boom groeit des te meer „voortijdige" scheuten ontwikkelen zich. Die voortijdige scheuten noemen wij sporen.

De BLADEREN zijn volgens Decaisne en Lucas zonder, volgens Hogg met klieren. De klieren zijn nl., wat het verschil oplost, aan de eerste bladeren niet duidelijk zichtbaar; groeit de boom sterk, dan vindt men altijd klieren op de steelen van de aan de spitsen en sporen der scheuten voorkomende bladeren, maar gewoonlijk slechts twee, hoogstens drie op iederen bladsteel. De bladeren zijn groot, vlak, weinig gevouwen, tamelijk fijn getand, met onregelmatige, scherpe, bijna stekelige tandjes; de bloemen zijn klein, helder lichtrood, zeer onderscheiden van die van andere variëteiten, wier bloemen meestal, indien zij klein zijn, meer rozerood gekleurd en dikwijls ook bloedrood zijn.

 

Deze variëteit verdient alle aanbeveling; de boom is doorgaans gezond, groeit flink en laat zich tot een fraaien leiboom vormen; de vruchten worden later rijp dan die van de dubb. Montagne perzik; als men van de dubb. Witte Avant, de dubb. Montagne, de Engelsche Zwolsche en de Schoone uit 't Westland boomen plant, heeft men kans om van 't begin of 't midden der maand Augustus tot het einde van October perziken op het dessert te zien. Voor ons klimaat zijn er onder alle variëteiten geene betere.

Bij Hogg vinden wij aanteekeningen, de geschiedenis van dezen perzik betreffende, die wij der moeite waardig achten hier mede te deelen.

„Het eerst," schrijft Hogg, „is van den Royal George melding gemaakt door Switser, die zegt, dat hij uit het zaad gewonnen is door zijn' kundigen en werk-zamen vriend mr. Oram van Brompton Lane. Hij beschrijft de variëteit als plat-achtig en vrij groot, met eene donkerroode huid — schil — aan de zonzijde; de bloem is een van de grootste en witachtig (?). Deze perzik is vroeger dan de Anne en voortreffelijker dan alle andere variëteiten. Toen Switser hem beschreef — in 1724 — zat George I op den troon en zonder twijfel is hij naar hem genoemd.

De variëteit die echter thans onder dien naam gekweekt wordt en kleiner bloemen heeft, is geheel anders dan de oorspronkelijke Royal George, dien zij heeft verdrongen. Dit is niet te verwonderen als wij weten, dat de oudste zich over 't geheel moeielijk vereenigt met den onderstam (den wildeling), en zulk eene verwoesting aanricht onder de kweekstammetjes, dat alle kweekers een afkeer van hem hebben.

Het is zeer waarschijnlijk, dat de groote vermaardheid, die de Royal George van Oram verwierf en de moeielijke vermeerdering dezer variëteit er de kweekers toe gebracht heeft eene andere in zijne plaats te stellen, die zich gemakkelijker met den wildstam vereenigt. Zij vonden deze in Millet's Mignonne, welke terzelfder tijd gewonnen door Millet, een ooftkweeker voor de markt te North End, Ful-ham, den Royal George van Oram in 't vervolg verdrong. In 't begin dezer eeuw heeft Forsyth nog de bloemen van den Royal George beschreven als groote.

Ik geloof stellig, dat de oorspronkelijke Royal George van Oram een zaailing is van de Grosse Mignonne en weinig verschilt van deze variëteit, en 't is niet onwaarschijnlijk, dat die, welke door Grimwood later Grimwoods' Royal George is genoemd, slechts een vorm is van de Grosse Mignonne. Mocht dit het geval zijn, dan is de kweeking gemakkelijk, want de Grosse Mignonne (Royal George van Oram?) moet veredeld worden op den Pear Plum.

Zoover Hogg. Wij voegen er bij, dat de Pear Plum ons onbekend is en de Grosse Mignonne op de "Kroosje" zich zeer goed laat vermenigvuldigen.

K. W. J. O.