Volgens Rietsema, Rassenlijst voor fruit, gewonnen door
Kaiser te Nordhausen bij den Harz en in 1892 verspreid.
Vrucht: Middelgroot, breeder dan hoog. Vrij regelmatig gevormd.
Kleur: Lichtgroen met aan zonzijde mooi helder rood gekleurd. Bij
rijpheid geel. Bij steel lichtelijk roest.
Kelk: Klein, half open in matig diepe kelkholte. Kelkholte lichtelijk
geribd.
Steel: Vrij kort, matig dik, ondiep ingeplant.
Vruchtvleesch: Wit, saprijk, vast. In den eersten tijd vrij scherp zuur,
later zachter met goed aroma.
Klokhuis: Matig groot, goed met zaden bezet.
Gebruikstijd: December - Maart.
Goede bewaarappel, welke tot het eind goed op smaak blijft.
De boom groeit in de eerste jaren vrij sterk, later minder.
Vormt een
open onregelmatige kroon.
Geschikt voor struikvorm.
Kan veredeld worden op alle onderstammen.
Stelt geen bijzondere eischen aan den bodem.
Bloeitijd middenvroeg. Gelijke bloeiers o.m.: Jonathan,
Groninger Kroon, Cox's Orange
Pippin, Present van Engeland.
Op jeugdigen leeftijd niet overmatig vruchtbaar. Draagt later goed en zeer
regelmatig.
Heeft weinig last van ziekten.
Schöner von Nordhausen is niet algemeen verspreid, behoort echter tot de
goede winterappels. De vrucht is mooi van uiterlijk en door zijn grootte
geschikt voor den handel.