MENU RASSENLIJST

VORIGE

VOLGENDE

Beurré Clairgeau.

Tijd van plukken: half tot einde October.   Tijd van rijpen: November

Oorsprong en verspreiding. Is omstreeks 1838 gevonden door den boomkweeker P. Clairgeau te Nantes in Frankrijk. Is algemeen verspreid, wordt in bijna alle tuinen of fruitaanplantingen aangetroffen.

Vorm en grootte. De vorm is zeer karakteristiek. Lang, van onderen breed en dik, vrij spits naar den steel toeloopend. De vrucht kan zeer groot worden en is daardoor in hoofdzaak een eerste klasse siervrucht.

Kelk en kelkholte. De kelk is middelmatig groot, open, kelk­blaadjes afstaande, verdroogd, soms voor een deel vroegtijdig afvallend. De kelkholte is klein, meestal met eenige naden toeloopend, ondiep.

Steel dik en vleezig, kort, altijd meest vrij sterk omgebogen, op den rug met een vleeschrand bezet.

Schil. Bij gezonde vruchten glad en frischgroen, soms met enkele roestplekjes bezet. Vruchten, die in de zon hangen, krijgen altijd een mooi bruinrood kleurtje (wat de peer een zeer aantrek­kelijk voorkomen geeft); worden tegen het rijpen groengeel.

Vleesch grof, witgeel en sappig, met zeer weinig aroma, frisch, doch weinig smakelijk, onder het klokhuis wat korrelig. Alleen in zeer gunstige zomers, zooals die van 1905, kan het vleesch werkelijk lekker worden, wel is waar met weinig aroma, maar zeer saprijk en zoet, waardoor sommige menschen haar gaarne eten.

Klokhuis klein en kort, hokken onregelmatig en weinig ontwikkeld.

Eigenschappen der vrucht. Het is een tweede, zoo niet een derde klasse vrucht, die in hoofdzaak aanbeveling verdient om haar grootte, vorm en kleur; alleen in gunstige jaren en bij de juiste rijpheid kan zij een tafelpeer worden. Overigens is het een uit­muntende marktpeer, die graag wordt gekocht en steeds duur betaald, onbegrijpelijk, want voor 't zelfde geld kan men vaak twee andere goede peren koopen. Kleur, grootte en vorm doen veel.

Eigenschappen van den boom. De boom groeit niet snel, maar maakt stevige, gezonde twijgen, is buitengewoon vruchtbaar en draagt jaarlijks. Hij leent zich tot alle vormen, op beschutte plaatsen zelfs voor halfstam. Voor onderstam gebruikt men gewoonlijk wildeling, omdat de boom toch al vruchtbaar genoeg is, ofschoon hij ook op kwee zeer schoone vruchten levert, maar slecht groeit. Tegen muur of schutting kan men vaak reusachtige, mooie vruchten kweeken.

Minder goede eigenschappen van den boom zou ik bijna niet kunnen noemen; hij groeit wat langzaam en heeft enkele malen last van schurft. Pyramiden moeten in de jeugd wat worden uitgebonden, daar de boom anders te zuilvormig opgroeit.