Ook wel genaamd:
OOGST en
AUGUSTUS APPEL.
Kleur:
De grondkleur van deze appelsoort is licht geel, bij sommige
afwisselende in eene zachte mengeling van eene paars-roode tint,
tusschen welke de gele kleur veelal kennelijk blijft. De geheele vrucht,
is met ongelijke zachte indrukken en ribachtige vormen bezet, die
breeder en ook wel vlakker zich verspreiden.
Kelk: Bij de oogholte en om den rand, zijn verscheidene knobbelachtige
verhevenheden, welke bij de eene vrucht meer en bij de andere minder
zijn, doch dezelve zijn echter altijd aanwezig. Tusschen de knobbels
komen de kelkblaadjes uit eene naauwe groef voor, en verheffen zich
boven de vrucht.
Steel: De steel staat in eene tamelijk diepe holte met eenige plooijen, hij is
niet zeer dik en nagenoeg 8 strepen lang.
Vrucht: Veelal moet deze appel in de helft van Augustus geplukt
worden, en kan niet lang voor huishoudelijk gebruik duren. Het
vleesch is los, en laf zoet van smaak.
|