
Een reis naar Rome
Een verblijf in Rome was het sluitstuk van de opleiding voor een jonge
schilder die op eigen benen ging staan en verder wilde komen in de wereld.
Voor schilderende dochters was dit echter geen optie, zij werden geacht
in het atelier van de familie te blijven werken. Een dergelijke reis was
voor Alida Withoos
niet weggelegd. Maar ze hoorde wel de verhalen en zag de afbeeldingen
van haar vader en haar oudere broer Johannes die wel op reis naar Rome
gingen. Zo vertrok de 21-jarige Matthias Withoos in 1648 naar Rome in
het gezelschap van voormalige medeleerling Hendrik Grauw uit Hoorn, Paulus
Bor Jr. uit Amersfoort, Otto Marseus van Schriek uit Nijmegen, en nog
twee andere jonge schilders.
In Rome maakten zij deel uit van het hoofdzakelijk uit Noord- en Zuid-Nederlandse
schilders bestaand genootschap, de Bentveughels of bentvogels. Deze bende
of 'bent' van soortgenoten in een vreemd land had vooral een sociaal doel.
De leden droegen bijnamen, een bentnaam, en hun feesten waren berucht.
Matthias Withoos kreeg de bentnaam Calzetta Bianca, een letterlijke vertaling
van Wit-hoos: 'wit sokje'. Vanwege zijn interesse voor insecten
en kleine beesten kreeg Otto Marseus van Schriek de bentnaam van de 'snuffelaar'.
Matthias Withoos heeft er waarschijnlijk veel getekend maar tekeningen
zijn er niet van hem overgeleverd. In ieder geval deed hij er indrukken
op die hij later verwerkte in zijn Italiaanse landschappen en parkgezichten
met antieke beelden. Ook zijn dochters Alida en Maria namen deze onderwerpen
in hun schilderijen over. Samen met Otto
Marseus van Schriek ontwikkelde Matthias in Rome een bijzondere vorm van
het bloemstilleven, het bosstilleven.
leesverder
|