
Botanische contacten
In 1674 trouwde Agnes Block voor de tweede keer een
Amsterdamse, doopsgezinde zijdehandelaar. Sijbrand de Flines (1623-1697)
was een weduwnaar met twee dochtertjes. De Flines behoorde evenals Agnes
Block tot de vermogende 'Waterlandse' doopsgezinden. Mogelijk had of
ontwikkelde hij onder invloed van Agnes, tevens interesse voor de botanie
en voor tuinen. Het echtpaar Block-De Flines liet zich met twee
kinderen afbeelden op een schilderij door Jan Weenix. Of het schilderij in 1674 ter gelegenheid van hun huwelijk
werd geschilderd en de twee kinderen de dochtertjes van Sijbrand zijn,
is twijfelachtig. De datering is slecht leesbaar. Het echtpaar lijkt
erg oud voor hun leeftijd en de dertienjarige Anna en twaalfjarige Elisabeth
zien er wel heel jong uit. Bovendien waren in het voorjaar van 1674
de bloembedden nog leeg. Interessant is de weergave van een echte tuin op de
achtergrond, namelijk die van de buitenplaats Vijverhof. Op de voorgrond
illustreren allerlei atributten de interesses van het echtpaar. Exotische
planten, waaronder de Ananas en een Cactus, een tekening van een vogel,
(bloemen)boeken, beelden en schilderijen spelen een prominente rol in
het leven van het echtpaar.
Hun neef (aan beider kanten) en in Amsterdam hun buurman,
Philips de Flines, was een groot liefhebber van zowel de botanie, het
buitenplaats-leven als de kunst. Hij was eveneens een zeer vermogende,
doopsgezinde zijdehandelaar. Philip de Flines kweekte planten op zijn
buitenplaats Sparenhout te Haarlem. Ook was hij vermaard om zijn collecties
naturalia, zijn Italiaanse en Franse schilderijen en verzameling klassieke
beelden. In 1679 bezocht hij Christiaan Huygens in Parijs met
een introductie van diens broer Constantijn. Uit hun briefwisseling
blijkt Philips' interesse voor de Jardin des Plantes. De Flines had
de hortulanus van de Franse koning beloofd bloemzaden te sturen, wat
hij in 1681 nog steeds verzuimd had.
Philips kreeg planten en zaden van de Leidse Hortus en werd vanwege
zijn collectie exotische gewassen vermeld in Paul Hermanns Paradisus
Batavus (1698). In het Staatliche Museum Schloss Wilhelmshöhe te
Kassel, waar uiteindelijk de schilderijenverzameling van Agnes Block
terecht kwam, hangt een portret van Philips de Flines. Het is aannemelijk
dat er tussen de beide families levendig contact bestond en dat het
contact tevens de botanie betrof.
Agnes Block stond zelf ook in contact met gerenommeerde
botanici als de hoogleraar botanie van de Leiden, Paul Hermann, met
doctor G.B. Ciassi uit Venetië en de Parijse hoogleraar Joseph Pitton
de Tournefort. Ook voerde zij van 1686 tot 1694 een briefwisseling met
de Italiaanse hoogleraar Leon Trionfetti. Niet alleen het uitwisselen van kennis en ervaring
was het doel. Agnes was vooral op zoek naar nieuwe, bijzondere soorten.
Aan Jan Commelin van de nieuwe Amsterdamse
Hortus, leverde ze net als vele andere buitenplaatsbezitters,
vooral niet-medicinale sierplanten, zoals de Euphorbia neriijolia. Paul Hermann beschreef een groot deel van de exotische
planten die in bijzondere Nederlandse tuinen te zien waren in zijn Paradisus
Batavus (1698 en 1705). De collectie van Agnes Block werd er niet
in vermeld. Toch klaagde ze in haar brieven naar Italië dat de Leidse
Hortus haar weinig nieuws meer kon bieden. Gelukkig had ze een neef
die de brieven in het Italiaans voor haar kon schrijven. Want Agnes
Block kende zelf geen Italiaans en tot haar grote spijt ook geen Latijn.
Dit gaf voor haar de nodige problemen met de naamgeving van de door
haar gekweekte planten. Dit is volgens haar brieven de reden, dat ze
haar planten naar de natuur liet schilderen door daarin gespecialiseerde
kunstenaars. Daarnaast was het haar bedoeling de met zoveel moeite en
liefde tot wasdom en bloei gebrachte planten in hun uiterlijke vorm
te documenteren. In 1687 deelde Agnes Block mee dat haar collectie vier-
tot vijfhonderd soorten kende waarvan ze er tweehonderd verkregen had
via buitenlandse correspondentie. In haar correspondentie met Trionfetti
verklaarde ze dat van de honderd door haar gezaaide soorten er maar
twintig opkwamen. Daarvan waren er bovendien maar een stuk of vijf de
moeite waard. Daarom liet ze de planten zo spoedig mogelijk in tekeningen
vastleggen.
leesverder