DU HALDER.

Afbeelding 10a, 10b, 10c.

Rassenlijst.

Oorspronkelijke plaat.

 

 

omme du Halder [loisel]   (Annales de Pomologie, VI, pag. 49).

 

 

 

Zie Beschrijving der vruchtsoorten, derde reeks, No. 164.

 (Gewonnen door den heer loisel, te Fauquemont, in de Belgische provincie Limburg.)

 

vorm: zie de plaat, somtijds merkelijk lager.

grootte : van de tweede.

kelk: gesloten, somtijds zeer langbladerig, zoodat de bladeren in de kelkholte naar buiten overbuigen, kelkholte klein, oneffen.

steel: matig houterig, in diepe wijde holte, met weinig roest.

kleur: zie de afbeelding; wordt in de maand Maart meer goudgeel, gelijk de plaat in de Annales de Pomologie aantoont.

Het vleesch is zacht, matig fijn, niet vast, matig saprijk, aangenaam zuur.

De schrijvers van de Annales de Pomologie herinneren aan dien van de Calville blanc (Winter); ofschoon dit niet zoo is, kunnen wij den smaak toch aangenaam noemen.

tijd van gebruik: Januarij—Maart. — In de Annales de Pomologie plaatst men hem in den aller-eersten rang; wij hebben gemeend, daar de vrucht weinig geur heeft, ons bij den tweeden rang voor de tafel te moeten bepalen.

De boom groeit gematigd en digt, is zeer vruchtbaar, voor elken vorm aan te bevelen; een bijzonder kenmerk is, dat sommige bladeren, die in den regel niet groot zijn, in het midden opgebogen zijn, even als bij de Castanea vesca Cochleata.