ZOETE ZOMER-AAGT.
oete Zomer-Aagt (Beschrijving der vruchtsoorten, tweede reeks, N°. 149),
Zoete Tulpappel.
afkomst: onbekend, waarschijnlijk eene inlandsche vrucht ; wij bezitten ze reeds onheuglijken tijd.
vorm: zelden iets hooger dan de afgebeelde vrucht en dan naar den kelk meer ingesnoerd, zoo als onze afbeelding 27.
grootte: van de derde, meestal grooter dan de afbeelding.
kelk: gesloten, met breede en spitse bladeren, in eene nauwe holte, omgeven door vijf ribachtige verhevenheden, die zich dikwijls tot in de steelholte uitstrekken.
steel: vrij lang, meestal houtachtig, somtijds ook eenigzins vleezig, in eene nauwe, met zeer weinig roest bekleede holte.
kleur: somtijds meer rood gevlamd dan het afgebeelde voorwerp, met fijne, grauwe stippen bezaaid; het waas dat de Zomer-Aagt (No. 27), aan den boom hangende, bijna geheel overdekt, wordt bij deze bijna niet gevonden.
vleesch: witgeel, vrij fijn, niet vast, tamelijk saprijk, zoet; de cellen zijn groot, de pitten middelmatig, talrijk, koffiekleurig.
tijd van gebruik: Augustus en September, somtijds tot in October te bewaren; — van den tweeden rang voor de huishouding; volgens ons oordeel heeft deze vrucht slechts waarde voor den pomoloog en den liefhebber van talrijke soorten.
De boom groeit gematigd, wordt niet groot, maar is vroeg zeer vruchtbaar; de zomerloten zijn lichtbruin, met zeer schaarsche, langwerpige, grijze stippen; de knoppen staan vlak; de bloemen zijn matig groot en fraai gekleurd, de bladeren langwerpig ovaal, aan de randen eenigzins gegolfd. Deze soort is voor den hoog- en halfstamden kroonvorm geschikt.