ZURE GRAUWE GOUD-REINETTE.

Afbeelding 79a, 79b, 79c.

Rassenlijst.

Oorspronkelijke plaat.

 

 

einette, zure grauwe Goud  (Beschrijving der vruchtsoorten, I, N°. 90).

Reinette dorée  (Ann. de Pom., livr. 4, pag. 69).

Jaune tardive  (Ann. de Pom., livr. 4, pag. 69).

 

 

afkomst: onbekend, reeds sedert vele jaren in ons bezit. Wij vermoeden dat zij uit den Wijker Pippeling ontstaan is, daar zij bij sterken groei geneigd is tot die soort terug te keeren.

 

vorm: standvastig, het duidelijkste zichtbaar in afbeelding 79c.

grootte: van de derde.

kelk: half open, aan de uiteinden der kelkbladen eenigszins naar binnen, gebogen, door een groen kransje omringd, in eene regelmatige, schotelvormige holte, omgeven van kleine vouwtjes.

steel: kort, dik, met een klein vleeschbultje, in eene ondiepe en onregelmatige holte, van roest omgeven, ook wel houtachtig en dan langer en dunner.

huid: eer glad dan ruw, fijn, zacht, niet dik; de grondkleur is licht bruinachtig geel, aan de zonzijde een weinig rood gevlekt, bijna geheel met bruin roest overtogen, waarin bijna geene stippen zijn waar te nemen; de geheele vrucht heeft een bronsachtig uitzicht.

vleesch: roomkleurig, zeer fijn, vrij zacht, saprijk, zeer aangenaam, geurig en verfrisschend.

klokhuis: klein, met middelmatige cellen, van gele aders omgeven; de pitten zijn lichtbruin.

gebruik: December—Februari; — van den eersten rang voor de tafel. Een der meest aanbevelingswaardige soorten.

De boom groeit matig en is zeer vruchtbaar. De twijgen staan overeind, zij zijn donkerbruin met een olijfkleurige tint en met fijne, ronde, grauwe stippen; de knoppen zijn middelmatig, iets samengedrukt; de scheuten donker bruinrood, eenigszins wollig; de bladstelen 0.035—0.04; de bladeren middelmatig, langwerpig ovaal, aan den rand een weinig omgebogen, scherpgetand, glanzig, donkergroen. Ofschoon de boom voor alle vormen dienen kan, bevelen wij hem het meest aan als piramide, dwerg of leiboom.