COX' S ORANJE PIPPELING.

Afbeelding 109a, 109b, 109c.

Rassenlijst.

Oorspronkelijke plaat.

 

 

ippeling, Cox Orange (Beschrijving der vruchtsoorten, III, N°. 179).

Cox Orange Pippin Apple (Ann. de Pom., 7, fol. 14).

Pomme reinette orange de Cox.

Cox' s Orange Pippin (hogg , the Fruit Manual).

 

afkomst: door ons uit Engeland ontvangen, van denzelfden oorsprong als Cox' s Pomona (N°. 64).

 

vorm: zeer regelmatig.

grootte: van de vierde, soms tot de derde naderend.

kelk: half open of gesloten, met fijne, spitse blaadjes, in eene schotelvormige, van dun roest en fijne vouwtjes voorziene holte.

steel: 0.015—0.02, houtachtig, bruin, in eene nauwe, ondiepe, met straalvormig roest bekleede holte.

huid: eerder stroef dan glad, goudgeel, aan de zonzijde sterk rood, meestal gevlamd, met fijne, bruinroode, onregelmatig verspreide stipjes; een der schoonste appelen, van de eerste ontwikkeling tot den oogsttijd.

vleesch: geelachtig of roomkleurig, met zeer in het oog loopende, groengele aderen, vrij vast, niet knappend, saprijk, aangenaam, zoetachtig zuur, fijn, zeer goed, bijzonder geurig.

klokhuis: middelmatig, met ruime cellen en middelmatige, donkerbruine pitten.

gebruik: November—Februari; — een der meest aanbevelenswaardige vruchten voor het dessert.

De boom groeit goed, neemt een schoonen vorm aan en is vruchtbaar. De twijgen zijn lang, matig dik, olijf bruin, met vele lange en ronde, grauwe stippen; de knoppen stomp kegelvormig, afstaande, op verhevene dragers; de scheuten bruin, wollig; de bladstelen 0.02—0.025, gesleufd; de bladeren ovaal, stompgetand, spits, een weinig opgebogen, levendig groen, van onderen zeegroen. Bijzonder aan te bevelen als pyramide, leiboom en dwerg in verschillende vormen.