GOESSCHE KORTSTEEL.
Afbeelding 13.
Rassenlijst: Peren Kersen Pruimen Abrikozen Perziken.
ure Kortstaart, van GEENSE.
Wij vinden in pomologische boekwerken geene soort beschreven, die met deze eenige overeenkomst heeft.
Door ons nog niet beschreven.
AFKOMST: van den kweeker P. GEENSE te Goes, provincie Zeeland; of hij ze uit zaad won, dan wel van elders bekomen heeft, is ons niet bekend geworden.
VORM: zie de afbeelding; wij noemen ze platrond, op de zijden weinig of niet plat gedrukt, bijna rond te noemen, de rugzijde toont eene vlakke lijn, die aan de buikzijde niet merkbaar is; de stempelpunt in eene matige, vlakke holte.
GROOTTE: van de derde.
STEEL: zeer kort, nog al dik, licht groen, met sporen van bruin, in eene diepe ruime holte geplaatst.
KLEUR: wit geelachtig, met rozenrood overtogen, zeer doorschijnend, men kan het weefsel van het vleesch door de zeer dunne huid waarnemen, bij volle rijpheid is deze hooger gekleurd, zie de afbeelding; zij heeft een wasachtig aanzien en is zeer fraai.
Het VLEESCH is wit geelachtig, zacht, saprijk, het sap ongekleurd, in 't begin zeer zuur, bij volle rijpheid meer aangenaam rinsch; deze soort komt ons nog beter voor dan de Oranjekers.
STEEN: matig groot, zie de afbeelding.
TIJD VAN GEBRUIK: tweede periode, 10-25 Julij; van den tweeden rang.
De BOOM groeit gematigd; de eenjarige takken groeijen eenigzins gebogen; de bladeren zijn redelijk groot, sterk gepunt en stomp getand; in het gewas heeft deze soort eenige gelijkheid met de Oranjekers en meer andere Glaskersen; bij volle rijpheid eene frissche tafelkers, anders dient ze beter voor de huishouding, b.v. om op brandewijn enz. te trekken; geschikt voor hoogstamden en pyramidenvorm.