LATE AMARELLE.

Afbeelding 16.

Oorspronkelijke plaat.

Rassenlijst:    Peren    Kersen    Pruimen    Abrikozen    Perziken.

Terminologie.

 

 

päte Amarelle. (Handbuch, III, S. 541).
Cerise Amarelle tardive. (in Frankrijk).

Door ons nog niet beschreven.

 

AFKOMST: volgens het Handbuch ontving TRUCHSESZ deze soort als „Späte Morelle" uit Hernnhausen, en herkende hij haar als dezelfde kers, welke men in „Franken" Amarelle, Ambrellen, Ammern noemde, alzoo is zij van Duitsche afkomst; wij ontvingen ze van OBERDIECK.

VORM: zie de afbeelding, rond, boven en onder een weinig plat gedrukt; op de eene zijde (den rug) zeer weinig ingedrukt, met een bijna vlakken naad; de stempelpunt in eene kleine, bijna vlakke holte.

GROOTTE: van de derde.

STEEL: matig lang, in den regel kort en minder gebogen dan de plaat vertoont, geelachtig groen met een weinig bruin, in bijna eene vlakke holte.

KLEUR: donker rood, bij volle rijpheid bloedrood, glanzig, zeer doorschijnend.

VLEESCH: bijna wit, het sap ongekleurd, aangenaam van smaak, zuurachtig door eenig zoet gematigd; bitter vonden wij het niet; misschien is dit het geval wanneer de vrucht niet volkomen rijp is; als Amarelle moet ze eenig bitter hebben.

STEEN: zie de afbeelding, matig groot, bijna wit gekleurd.

TIJD VAN GEBRUIK: derde periode, 25 Julij tot half Augustus; van den tweeden rang.

De BOOM groeit gematigd, de eenjarige takken sporen matig, de bladeren zijn iets grooter en breeder dan die van de Ostheimer Weichselkers; de boom is slechts voor pyramidenvorm aan te bevelen. Buiten deze kennen wij nog een paar andere soorten van Amarellen, de „Königliche" en de „Frühe"; het komt ons voor, dat de overal bij ons bekende en voortreffelijke Dubbele Zure Morel de voorkeur verdient boven al deze Amarellen-soorten, waardoor wij deze ter algemeene aanplanting ook niet zeer kunnen aanbevelen; voor den liefhebber van soorten kunnen zij waarde hebben; de vruchten zijn altijd kleiner en minder aangenaam dan de Dubbele Zure Morel.