BÜTTNERS GELBE KNORPEL.

Afbeelding 30.

Oorspronkelijke plaat.

Rassenlijst:    Peren    Kersen    Pruimen    Abrikozen    Perziken.

Terminologie.

 

 

üttners gelbe Knorpelkirsche. (OBERDIECK, Anleitung, S. 511).
Büttners Yellow. (Catalogue of the Fruits, pag. 55, No. 25).

Büttners Wachs-Knorpelkirsche.

Büttners gelbe Knorpel. (Beschrijving der vruchtsoorten, derde reeks, No. 30).

 

AFKOMST: vermoedelijk van denzelfden heer BÜTTNER te Halle, door wien reeds meerdere kerssoorten gewonnen zijn; wij ontvingen ze van verschillende Duitsche pomologen en boomkweekers overeenstemmend.

VORM: rond hartvormig, meer afgerond dan de Dönissens gelbe Knorpelkirsche (No. 8), zeer weinig platgedrukt; de naden zijn meestal slechts als eene lijn zichtbaar; de stempelpunt staat eenigzins scheef op eene kleine vlakte.

GROOTTE: van de derde, somtijds van de tweede, in den regel grooter dan onze afbeelding ze voorstelt.

STEEL: lang, vrij dik, lichtgroen, in eene bijna vlakke holte, die aan de rug- en buikzijde minder hoog is begrensd.

KLEUR: lichtgeel, bleeker dan No. 8, zeer zelden met een blosje; aan de zon blootgestelde vruchten worden hoog citroengeel.

VLEESCH: bijna in alles als dat van No. 8; sommigen vinden ze aangenamer, daar ze, vooral onder de huid, een weinig bitter smaakt.

TIJD VAN GEBRUIK: 1-20 Julij; - van den tweeden rang.

De BOOM groeit even snel als No. 8, maar deze is volgens onze ervaring meer en vroeger vruchtbaar; de geheele vegetatie is, vooral bij jonge boomen, lichter groen; de klieren aan den bladsteel zijn bijna witgeel, zeer sterk ontwikkeld en kenmerkend; - de soort is vooral als hoogstamde, maar ook als pyramide aan te bevelen.